The Global Risks Report 2022 17th Edition

De 17e editie van het Global Risks Report volgt de wereldwijde risicopercepties van risico-experts en wereldleiders in het bedrijfsleven, de overheid en het maatschappelijk middenveld. Het onderzoekt risico’s in vijf categorieën: economisch, ecologisch, geopolitiek, maatschappelijk en technologisch.

Elk jaar analyseert het rapport ook de belangrijkste risico’s. Deze worden tot in detail onderzocht – dit kunnen risico’s zijn die prominent aanwezig zijn in het onderzoek, risico’s die actueel naar voren komen, of potentiële blinde vlekken in risicopercepties.

Dowload het WEF_The_Global_Risks_Report_2022

Wat staat op de agenda van het Davos World Economic Forum

Hoewel het World Economic Forum zijn jaarlijkse bijeenkomst dit jaar opnieuw heeft uitgesteld in het licht van aanhoudende onzekerheid over Omicron en andere virusvarianten, staat er nog genoeg op de #DavosAgenda. Wereldleiders zullen van 17 tot en met 22 januari in plaats daarvan deelnemen aan een virtuele reeks “State of the World” -sessies om zich te concentreren op het bedenken van oplossingen voor ’s werelds meest urgente uitdagingen, van economisch herstel tot klimaatverandering.

De onderwerpen die de online sessies van dit jaar domineren zijn:

  • de effecten van de pandemie op de sociale cohesie en het levensonderhoud
  • wereldwijde economische vooruitzichten en sentiment
  • druk op overheden, bedrijven en samenlevingen om over te gaan naar een economie zonder nul
  • de toegenomen afhankelijkheid van digitale infrastructuur en toenemende cyberbeveiligingsrisico’s
  • waarom de ruimte een opkomende wereld van wereldwijd risico is

Klik hier naar de Davos agenda (17 tot en met 22 januari)

Public Risk Forum: WEF Global Risks Report 2021

Eerste thema bij het Public Risk Forum: WEF Global Risks Report 2021

Woensdag 3 maart opent het Public Risks Forum (PRF) in 2021 met het Global Risk Report 2021.  Het Global Risk Report is eind januari uitgebracht door het World Economic Forum. Ed Mallens – Kwaliteitsmanager/ Risicomanager – bij de gemeente Rotterdam heeft op basis van het WEF rapport een vertaling gemaakt van ‘Global to local’.  De uitwerking van het Global Risks Report is specifiek gericht op de publieke sector. De presentatie zoomt, vanuit het mondiale risicobeeld, in op de lokale bedreigingen, kansen en beheermaatregelen voor de korte en langere termijn.

Thema’s zoals extreem weer, vervuiling, natte voeten, hittegolf, storm, besmettelijke ziekten, digitale ongelijkheid, financiële crisis, verstoorde woon- en/of leefomgeving en het uiteenvallen van ICT netwerken passeren de revue.

Programma eerst nog digitaal

We houden het eerste Public Risk Forum op woensdag 3 maart tussen 09-00 en 12.00 uur. Dat doen we in een bruisende en inspirerende online sessie. Na de inleiding van Ed Mallens is er volop ruimte voor discussie en verdieping en zijn er aparte digitale vergaderruimtes beschikbaar. Hier kunnen de deelnemers in kleine groepjes een onderwerp uitdiepen en centraal terug rapporteren aan de groep. Bij de Public Risk Forum bijeenkomsten staat kennisdeling centraal. De brede expertise die deelnemers inbrengen zorgt ervoor dat er een bredere focus ontstaat op risicomanagement op de korte – en lange termijn. Het forum is gratis toegankelijk voor leden. Het Public Risk Forum zal dit jaar vijf tot zes keer georganiseerd worden. Eerst digitaal maar als het weer kan op een locatie centraal in het land.

WEF Global Risk Report 2021

De 16e editie van het Global Risks Report van het World Economic Forum is op 19 januari 2021 gepubliceerd. Het analyseert de staat van de huidige publieke waarden, maatschappelijke risico’s, aanhoudende en opkomende risico’s zoals voor de gezondheid, stijgende werkloosheid, groeiende digitale scheidslijnen, ontgoocheling bij jongeren over de huidige situatie en geopolitieke fragmentatie.

The Global Risks Report 2021

De 16e editie van het Global Risks Report van het World Economic Forum is op 19 januari 2021 gepubliceerd. Het analyseert de staat van de huidige publieke waarden, maatschappelijke risico’s,  aanhoudende en opkomende risico’s voor de gezondheid, stijgende werkloosheid, groeiende digitale scheidslijnen, ontgoocheling bij jongeren en geopolitieke fragmentatie.

Bedrijven riskeren een wanordelijke shake-out die grote groepen werknemers en bedrijven kan uitsluiten van de markten van de toekomst. De aantasting van het milieu – nog steeds een existentiële bedreiging voor de mensheid – dreigt samen te vallen met maatschappelijke risico’s en ook ernstige gevolgen te hebben. Maar nu de wereld meer op risico’s is afgestemd, kunnen lessen worden getrokken om de respons en veerkracht te versterken. In 2020 werd het risico op een pandemie werkelijkheid. Nu overheden, bedrijven en samenlevingen worstelen met COVID-19, is maatschappelijke samenhang belangrijker dan ooit. Meer dan waard om te lezen! WEF_The_Global_Risks_Report_2021

 

Eric Frank en Jack Kruf over 25 jaar risicomanagement

Interview op BNG Bank website met Eric Frank en Jack Kruf over 25 jaar risicomanagement

Op de website van de BNG Bank is op 5 november een interview met oud PRIMO Nederland directeuren Eric Frank en Jack Kruf verschenen. Aanleiding voor het interview is de publicatie eerder dit jaar van het e-book ‘Publiek Risico: Essays’, over de ontwikkeling van publiek risicomanagement in de afgelopen 25 jaar. Deze bloemlezing representeert de zoektocht naar meer kwaliteit van bestuur en management in ruim twee decennia, vanuit het perspectief van de samenstellers.

In het interview gaan Eric Frank en Jack Kruf in op de achtergronden van het boek. Beiden benadrukken dat de auteurs van de essays het eigenlijke werk hebben gedaan. Het interview is te lezen op de website van de BNG Bank. Klik hier voor het e-book ‘Publiek Risico: Essays’ 

Risico op personeelstekort gemeenten onvoldoende onderkend in begroting

Risico op personeelstekort gemeenten onvoldoende onderkend in begroting

Daphne Postma, Luuk van de Ven, Tjerk Budding en Erwin Ormel

Al geruime tijd wordt onderkend dat gemeenten in de nabije toekomst wellicht te maken zullen krijgen met een lastig bedrijfsvoeringsvraagstuk, namelijk een tekort aan personeel. Veel gemeenteambtenaren gaan komende jaren met pensioen. Vanwege de krappe arbeidsmarkt zal het lastig zijn om voldoende nieuwe medewerkers aan te trekken. De vraag is echter in hoeverre gemeenten zelf over dit risico rapporteren in hun verantwoordingsstukken?

Dat gemeenten risico lopen onvoldoende personeel in dienst te hebben, blijkt onder meer uit cijfers die het A&O fonds rapporteert in haar jaarlijkse personeelsmonitor. In de meest recente versie daarvan (uit mei 2020) geven zij aan dat meer dan een derde (34%) van de medewerkers bij gemeenten 55 jaar of ouder is. Dit is meer dan het landelijke gemiddelde (21%). Illustratief zijn ook de cijfers die de Kennisbank Openbaar Bestuur publiceert. Hieruit (zie figuur 1) komt naar voren dat de modus, dat wil zeggen de leeftijd die het vaakste voorkomt, is verschoven van 49 jaar in 2010 naar 57 jaar in 2018. Ook is te zien dat steeds meer medewerkers in de 60+ categorie vallen. 

Dat gemeenten mogelijk te maken krijgen met een personeelsprobleem blijkt ook uit het uitstroomcijfer: deze is gestegen van 6,2% uitstroom in 2015 naar 8,2% in 2019. Dat heeft voor een belangrijk deel met pensionering te maken, maar ook zien we dat veel medewerkers gemeenten vroegtijdig verlaten.

In de achterliggende periode is de groep medewerkers in de leeftijd van 35-55 jaar het sterkst teruggelopen. Dat is de groep ambtenaren met veel kennis en ervaring. Bedroeg het percentage vrijwillig ontslag (bijvoorbeeld vanwege betere arbeidsvoorwaarden elders) nog 30% in 2015, deze was 49% in 2019. Kortom, gemeenten weten lang niet al het personeel te behouden. Dat betekent dat gemeenten voor een grote uitdaging staan om deze vakkennis de komende jaren vast te houden.

Figuur 1. Ontwikkeling personeelsbestand gemeenten

Rapporteren

Nu blijkt dat gemeenten mogelijk te maken krijgen met een aanzienlijk risico op het optreden van een personeelstekort door personeelsuitstroom, zou er verwacht mogen worden dat ze hierover rapporteren in hun verantwoordingsdocumenten, dat wil zeggen in de begroting en de jaarrekening. Voorshands zijn er naar onze mening twee voordehandliggende plekken daarvoor: de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing alsmede de paragraaf Bedrijfsvoering. In eerstgenoemde paragraaf dienen gemeenten (onder meer) een inventarisatie te verschaffen van de belangrijkste risico’s die zij lopen en het beleid hieromtrent, de laatstgenoemde paragraaf geeft inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. 

Wij hebben onderzocht in welke mate gemeenten rapporteren over het risico op personeelstekort als gevolg van de uitstroom van personeel. Voor ons onderzoek hebben wij de gemeenten ingedeeld in vier grootteklassen: gemeenten met minder dan 20.000 inwoners, 20.000 tot 50.000 inwoners, 50.000 tot 100.000 inwoners, en meer dan 100.000 inwoners. Binnen iedere grootteklasse zijn willekeurig 20 gemeenten geselecteerd en is de meest recente begroting (over 2020) geanalyseerd.

Mate van rapporteren

Uit de analyse blijkt dat slechts 18 van de 80 gemeenten (22,5%) het risico op personeelstekort door uitstroom noemen in de begroting voor 2020 (zie figuur 2). Twaalf daarvan rapporteren over dit risico in de paragraaf Bedrijfsvoering, vijf doen dit in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing. Eén gemeente heeft het risico in beide paragrafen benoemd. 

Figuur 2. Rapporteren risico personeelstekort

Als we vervolgens kijken naar verschillen tussen gemeenten, dan zien we dat grotere gemeenten aanzienlijk vaker over mogelijke personeelstekorten rapporteren dan kleine gemeenten (zie figuur 3). Zo benoemt 30% van de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners dit risico, terwijl dit percentage op 10% ligt bij de groep kleinste gemeenten (minder dan 20.000 inwoners).

Figuur 3. Samenhang grootte en mate van rapporteren

Wijze van rapporteren

Nadat we hebben geanalyseerd of gemeenten überhaupt rapporteren over mogelijke personeelstekorten, hebben we gekeken hoe de gemeenten die dat wel doen daarover verslag doen. We hebben in onze analyse daarbij specifiek gekeken naar drie elementen:

  1. Maken ze het risico ook kwantitatief, dat wil zeggen worden er ondersteunende cijfers gehanteerd (zoals het aantal medewerkers dat de komende 10 jaar met pensioen gaat)?
  2. Worden er maatregelen genoemd, dat wil zeggen wordt er aangegeven hoe de uitstroom opgevangen wordt?
  3. Wordt het risico geïnternaliseerd, dat wil zeggen wordt de (mogelijke) rol van de gemeente aangegeven?

Uit figuur 4 blijkt dat de ruime meerderheid van de gemeenten het risico niet kwantitatief maakt in hun begroting. Het benoemen van maatregelen om de uitstroom te ondervangen, wordt door 11 van de 18 gemeenten (61%) gedaan. Daarnaast heeft 78% (14 gemeenten) het probleem geïnternaliseerd. 

Figuur 4. Wijze van rapporteren

Woorden en duidingen

Als laatste onderdeel van onze analyse hebben we gekeken welke woorden en duidingen door de gemeenten gebruikt worden. Hierbij valt op dat ze daarvoor veelal woorden als ‘vergrijzing’, ‘natuurlijk verloop’ en ‘pensioenuitstroom’ gebruiken. Daarnaast wordt geregeld aangegeven dat het lastig is om personeel te behouden, omdat er ook van buitenaf steeds harder aan hun personeel getrokken wordt. Hierdoor ontstaat er krapte in het personeelsbestand. 

‘We ontwikkelen een arbeidsmarktcommunicatie om voorbereid te zijn op de pensioenuitstroom: 200 collega’s de komende 10 jaar’

De betreffende gemeenten zien in dat de uitstroom van het personeel in de organisatie veelal te maken heeft met de stijging van de gemiddelde leeftijd van het personeel. De gemeenten die rapporteren over het risico op personeelstekort geven daarnaast geregeld aan op de lange termijn bezig te zijn met het overdragen van kennis naar de jongere collega’s. 

‘Ook de voorziene uitstroom van pensioengerechtigden is op deze manier in beeld, waardoor vroegtijdig kan worden geanticipeerd op de overdracht van kennis van oudere naar jongere collega’s’

Daarnaast is er ook oog voor de, over het algemeen, krapper en grijzer wordende arbeidsmarkt. Gemeenten hebben moeite met het aantrekken van hoger opgeleid personeel, hebben last van een leger wordende ‘vijver’ en hebben moeite om balans te houden in de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand.

‘En daar ligt een grote uitdaging! Want net zoals iedere andere werkgever vist de gemeente Terschelling in een vijver die door de vergrijzing steeds leger wordt. Gekwalificeerd personeel werven en behouden, waarbij huisvesting een heikel punt is, is een flinke opgave’

Conclusie

Hoewel vrij breed onderkend wordt dat gemeenten een mogelijk risico lopen onvoldoende personeel in dienst te zullen hebben in de toekomst om de diverse activiteiten te kunnen ontplooien, rapporteert nog geen een op de vier gemeenten (22,5%) hierover in de daarvoor voordehandliggende onderdelen van de begroting.

Het is daarbij niet alleen opmerkelijk dat ze dit risico niet noemen, daarnaast zijn juist deze onderdelen (de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing alsmede de paragraaf Bedrijfsvoering) erop gericht om over dit soort zaken te rapporteren. Het is ons niet duidelijk waarom dit in de praktijk nauwelijks gebeurt. 

In dit artikel hebben we daarnaast laten zien dat er verbeterpotentieel is inzake het kwantitatiever maken van de risico’s, het aangeven van mogelijke maatregelen die genomen kunnen worden en het meer internaliseren van de risico’s. Wij hopen dat dit artikel een bijdrage kan leveren aan een adequaat HR-beleid bij gemeenten door risico’s inzake personeel meer te onderkennen en daarover met elkaar het gesprek aan te gaan.

Foto: Jack Kruf

Rotterdam klaarmaken voor de toekomst

Arnoud Molenaar: werken aan een weerbare en veerkrachtige stad

Rotterdam klaarmaken voor de toekomst: dat gaat veel verder dan de stad en haar gebouwen voorbereiden op heftige regenbuien en een veranderend klimaat. Chief Resilience Officer Arnoud Molenaar van de gemeente Rotterdam vertelt hoe Rotterdam op een integrale manier werkt aan een weerbare en veerkrachtige stad.

Chief Resilience Officer, het is een tot de verbeelding sprekende titel. Arnoud Molenaar, verantwoordelijk voor het programma ‘Resilient Rotterdam’, draagt ‘m al sinds 2014, toen Rotterdam toetrad tot het wereldwijde netwerk ‘100 Resilient Cities’ (100RC), bekend als het Global Resilient Cities Network (GRCN). Resilience dus, vrij vertaald is dat zoiets als weerbaarheid en veerkracht.

En dat begrip is, zo benadrukt Molenaar meteen, een stuk breder dan de term klimaatadaptatie. “Waar het om gaat, is dat we de stad proberen voor te bereiden op plotselinge gebeurtenissen en geleidelijke veranderingen. Dat kunnen dus felle hoosbuien zijn, maar ook de stijgende zeespiegel. Hiervoor moeten we in de stad klimaatadaptieve maatregelen nemen. Maar dat is slechts een van de manieren om de stad weerbaar en veerkrachtig te maken. Het gaat verder.” Lees meer

 

 

 

Change is here to stay

Change is here to stay – 5 essentiële principes voor succesvol besturen in crisistijd

Alinda van Bruggen

Sinds het uitbreken van de Corona-pandemie bevinden we ons in een nieuwe werkelijkheid. Een werkelijkheid die we nog maar beperkt kennen en doorgronden. Maar waarbij één ding wel zeker is: er komt nog meer in beweging dan we nu kunnen voorzien.

De fase van de acute crisis is voorbij, gelukkig, maar daarmee wordt het niet in alle opzichten gemakkelijker. Er mag en kan weer meer – maar daarmee wordt het moeilijker de collectieve focus op ‘zorg dragen voor wat er echt toe doet’,  die in de eerste periode zoveel veerkracht en saamhorigheid bracht, vast te houden. Nadat de eerste dreiging het hoofd geboden is, zal in de komende tijd steeds meer zichtbaar en voelbaar worden wat daarvan de prijs is. Het leiderschap dat in de acute fase verwelkomd werd, zal in deze fase een andere vorm moeten vinden om de collectieve energie en creativiteit van velen te aan te boren om de nieuwe werkelijkheid in te richten. Lees meer

Het licht van ‘risicomanagement’ is gedoofd

Jack Kruf*

De wereld van risicomanagement is een bijzondere wereld. Er zijn vele methoden en technieken, softwareprogramma’s, maatstaven, surveys en vooral experts. Het is een ware cloud die boven ons hangt, van concepten, vermeende onzekerheden, onbekendheden, krachten die wij niet kennen, zwarte zwanen, soms ook witte zwanen, van gevaren die als gieren lijken te cirkelen. Soms heb ik het gevoel in een wereld rond te lopen van talismannen, doemdenkers, toekomstvoorspellers, waarzegsters en waarzegster, bezweerders, demagogen, priesters, druïden en predikers die praten over een mogelijke toekomst.

De demagogie van onzekerheid is de kaart die wordt gespeeld. Het is business. Jawel. Sterker wereldwijd gaat het grote geld hierin om. Tenminste tot nu toe. Is de kaart van ‘onzekerheid’ in dit bouwwerk wel de juiste? Met COVID-19 gaat alles veranderen en rollen wij vanzelf de kant op van de kennis die we hebben, van top-crisismanagement met geijkte inzichten en methoden, van denken in systemen en ketens, van evenwicht, van het belang van diversiteit, van resilience in haar brede omvatting. Wel zullen wij op zoek moeten om dit echt te vinden, te ontdekken, te cureren en te borgen in onze bestuurlijke systemen.

Zou het kunnen dat risicomanagement helemaal niet gaat over de omgang met onzekerheden, maar gaat over het feitelijke inzicht in de wereld om ons heen, de plek van de mens in het ecosysteem, kennis van trends en ontwikkelingen, de bereidheid om zekerheden te delen, vermogens voor het bereiken van waarden, verlangens tot schepping, balans en samenhang, resultaat en succes.

Gevoed door de kracht en de kennis van de mens, zijn scheppend vermogen in plaats van de onzekere buitenwereld die in het risicomanagement zo leidend is. Indien risicomanagement gaat over het accepteren en handelen vanuit zekerheden dan zitten wij nu op het verkeerde pad met deze wetenschap. Misschien moet het begrippenstelsel gewoon de prullenbak in of in beleidstaal gezegd “zullen wij de voor- en nadelen van dit stelsel zorgvuldig nader dienen te onderzoeken, te evalueren, van aanbevelingen dienen te voorzien en waar mogelijk te herijken.” Vanuit hen die zijn overleden en het slachtoffer zijn geworden of worden, het zullen vele miljoenen zijn, zal de eerste formulering dichterbij worden gevoeld.

Risicomanagement heeft gefaald

Met een crisis zoals nu kunnen we toch concluderen dat risicomanagement heeft gefaald, als vak, als business, als wetenschap. Het heeft nu bewezen geen enkele toegevoegde waarde te hebben. Wellicht kort door de bocht, maar toch mijn gedachte. We moeten opnieuw naar de tekentafel. Echt. Ook ISO zullen wij, als vereniging PRIMO, aanschrijven om haar definitie, die uiterst theoretisch is, voor publieke zaken (het management van stad en samenleving) een veel te smalle scoop heeft, daarmee onbruikbaar voor openbaar bestuur en voor de gewone mensen volstrekt onbegrijpelijk is.

Risico is bovendien een gesegmenteerd begrip (risico van wat?) en in de huidige discussies over de High Level Structure worden de geleerden wereldwijd en gecoördineerd vanuit Genève, het maar niet eens over wat de definitie van het begrip risico zou moeten zijn. En dat terwijl buiten de wereld vergaat. Elke ISO-normenset voor elk proces en elk vakgebied heeft zijn eigen definities en interpretaties van dit begrip. Het is alsof we een beroemd kaartspel in de markt hebben gebracht, dat 100 varianten heeft met 100 gidsen en 100 verschillende richtlijnen. Als dit gebeurt, hetgeen is, dan is de vlieghoogte van alle experts dus veel en veel te laag. Het is een verborgen oproep voor een aanstaand initiatief.

Het waren de zekerheden

Is het met de crisis van COVID-19 niet zo dat het niet de onzekerheden waren, maar juist de zekerheden – wij wisten van de gevaren, beschreven in tal van rapporten en wetenschappelijke publicaties – die wij hebben gezien in de Palantír (‘kijksteen’) van risicomanagement. Ik heb gelukkig thuis een nieuw model van de Palantír, een collectors item, een speciale editie, zoveel is nu wel duidelijk. Versie 2.11 om precies te zijn, en wel één die is gebaseerd op duizenden jaren oude wijsheid. Het model gebruikt wat wij hebben geleerd in toekomstscenario’s. Achterop staat in kleine letters Based on Historic & Human Intelligence.

Ja, het is mijn overtuiging dat het echt de zekerheden waren, die zijn genegeerd of weggewuifd, en niet de zogenaamde onzekerheden, die hebben geleid tot deze crisis. Als het doek dadelijk omhoog gaat, zal de discussie beginnen, ook over de rol van de publieke leiders in deze. Hoe kunnen zij bestaande, beroemde rapporten zo lang in de kast hebben laten liggen? Hadden zij de gevaren kunnen weten? Hadden zij al veel eerder moeten sturen? Een vraag die Jeroen Wollaars vorige week, als presentator van Nieuwsuur, héél voorzichtigjes aan de commissaris van de Koning Wim van de Donk probeerde te stellen. Je voelt natuurlijk dat dit gaat komen. Maar nu in tijden van zorg, verdriet en alle hens aan dek, uiteraard niet aan de orde. De commissaris benoemde exact waar het nu om draait. Bij Jeroen is zijn vraag met dit antwoord natuurlijk niet van tafel.

Het licht is gedoofd

De magie van de Palantír 1.0, die van het klassieke risicomanagement is weg. De oude school van risicomanagement is met de huidige crisis in één klap ontdaan van haar kracht en vermogen. Het licht in de Palantír is gedoofd. Welkom in het nieuwe land! Het land van de gedurfde omgang met zekerheden. Het land van de renaissance van de verbinding tussen menselijke kennis en accuraat handelen. Het land waarin bestuurders, managers, wetenschappers en vooral politici de eigen belangen aan de kant zullen moeten schuiven zodat wij ook eindelijk de wijsheid van Machiavelli een keer achter ons kunnen gaan laten (‘politiek gaat louter over macht en invloed, niets anders’).

Ten slotte

Het zal niet gemakkelijk zijn om met bestaande zekerheden om te gaan. Het zal de huidige orde verstoren. Bestuurlijk en wetenschappelijk. Met Corona is het tijd om onszelf te herpakken en risicomanagement zal daarbij compleet op de schop gaan. Misschien is zelfs te overwegen, het woord ‘risico’ maar helemaal te schrappen. Op naar publiek waarde management en de zorg voor goede besturing ervan. En om nog terug te komen op de vraag van Jeroen Wollaars. Als het ons lukt om publieke leiders te verbinden op deze nieuwe uitdaging, dan is een belangrijke stap gezet. Publieke leiders zijn immers onderdeel van het systeem, zij zijn niet de bestuurders ervan (hoewel velen dit wel denken). Dat zijn de burgers. Deze kanteling is dé voorwaarde voor een succesvolle redesign van publieke sturing en, wie weet, van een nieuwe vorm of gedaante van risicomanagement.

*President PRIMO Europe, geschreven op persoonlijke titel.

foto: ©Louise Kruf

Thorbecke voorbij: Lokale sturing op complexe opgaven

Gezicht op Delft, Johannes Vermeer (1660-1661). Museum Mauritshuis, Den Haag.
2e Professor dr.ir. Roelof A.A. Oldeman Lezing*

door Mr. J. (Hans Krul), Gemeentesecretaris/ Algemeen Directeur van de Gemeente Delft.

“Hartelijk welkom in de raadszaal van dit mooie historische stadhuis van Delft, een van de jongste leden van het PRIMO netwerk. Het is een eer dat ik vandaag in deze voor mij zo vertrouwde omgeving van de Delftse raadszaal de Oldeman Lezing uit mag spreken. Ik ga dan ook mijn uiterste best doen u niet teleur te stellen waarbij ik in de eerste plaats terugval op mijn ruim 40-jarige werkervaring bij de overheid.

Mijn lezing zal zich via de volgende stations voltrekken:

  • Inleiding
  • Ontwikkelingen Openbaar Bestuur
  • Opgaven- en netwerksturing
  • De overheid en haar burgers
  • Samen het land besturen
  • De situatie in Delft
  • Toegevoegde waarde van publiek risicomanagement
  • Afronding
Inleiding

Dit stadhuis zoals dat er heden ten dage uitziet, dateert uit 1620. Dit jaar bereikt het dus de respectabele leeftijd van 400 jaar. Dat is niet minder dan 228 jaar ouder dan het opus magnum van de grote Thorbecke, de grondwetsherziening 1848.

In de 17een 18eeeuw was het (lokaal) bestuur erg overzichtelijk. In ditzelfde gebouw waren gehuisvest: de vroedschap, de burgemeesters, de schepenen, de vierschaar, de gevangenis, de weeskamer, de comptabiliteit en uiteraard de secretarij, het domein van de secretaris.

Kortom, de volksvertegenwoordiging, het dagelijks bestuur, justitie, handhaving en executie, jeugdzorg, rekenkamer en ambtelijke organisatie samen in één bedrijfsverzamelgebouw dat dan ook de naam Villa Trias Politica had kunnen dragen in plaats van Stadhuis.

Waren de ideeën van Thorbecke in 1848 haast te modern voor het Nederland van die dagen, de ontwikkeling van een volwassen parlementair stelsel heeft daarna immers nog decennia in beslag genomen, anno 2020 is zijn huis toch wel aan renovatie toe. Dit neemt niet weg dat het een zeer knappe prestatie is dat dit huis al ruim 170 jaar het fundament van onze staatsinrichting vormt.

Ik wil het vandaag samen met u hebben over mijn kijk op het openbaar bestuur en in het verlengde daarvan op publiek risicomanagement. Daarbij ben ik vooral getriggerd door de nadruk die PRIMO legt op het belang van een universele, holistische benadering van publieke besturing. Mijn kijk op de samenhang der dingen in het publiek domein is vandaag ook die van een stedelijk manager, de rol die ik de afgelopen ruim acht jaar heb vervuld.

Mr. J. (Hans) Krul spreekt zijn lezing uit.
Ontwikkelingen Openbaar bestuur

Ten aanzien van het Openbaar bestuur kan je de vraag stellen: verandert er eigenlijk wel wat?

‘Herinnert u zich deze nog?’ De veel gehoorde jingle van radio Veronica. Hij is ook mooi toepasbaar op de herinrichting van het openbaar bestuur. Kunnen wij ons zoals we hier zitten een tijd herinneren dat er niet vruchteloos gesleuteld is aan het Huis van Thorbecke? Ik denk het niet.

Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw waren de – vaak dikke – adviezen over de inrichting van het openbaar bestuur in ons land niet van de lucht. Gewesten, openbare lichamen, agglomeratieraden, stads- en superprovincies , 100.000+ gemeenten, WGR plus, ze hebben of het Staatsblad niet gehaald of zijn inmiddels weer verdwenen. Om daarbij steeds terug te keren bij het huis van Thorbecke uit 1848.

Overigens wil ik niet suggereren dat het openbaar bestuur cq de overheid sinds 1848 niet een evolutie heeft gekend. Ontegenzeggelijk is de overheid heden ten dage veel groter, meer divers en specialistischer en daarmee complexer dan toen.  Maar het fundament heeft niet of nauwelijks wijziging ondergaan terwijl de noodverbanden om de nadelen daarvan te tackelen ons inmiddels steeds meer voor problemen stellen.

De voorlopig laatste stuiptrekking is de intrekking van de WGR-plus. Zolang ik leef zal ik de ratio daarachter niet begrijpen. Waarom werd de enige vorm van een tot op zekere hoogte effectief regionaal bestuur de nek omgedraaid?

Hier in de regio kwam daarvoor in de plaats de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, als opvolger van de stadsregio’s Haaglanden en Rotterdam. Met uitzondering van de vervoersautoriteit een vrij zwakke GR met 23 gemeenten waar tot op heden weinig potten gebroken zijn.

Is Thorbecke dan toch voorbij? Het zou mijns inziens te ver strekken om die vraag volmondig bevestigend te  beantwoorden. Maar wij moeten er in het lokale bestuur wel steeds vaker gemotiveerd áán voorbij gaanom effectief te kunnen zijn. Thorbecke voorbij is wat mij betreft vooral het exclusieve en verticale institutionele denken voorbij.

We kunnen gerust stellen dat het adaptief vermogen van de overheid  onvoldoende is. Kijk naar het  Journaal en dan wordt je vanzelf depressief. De jeugdzorg, de belastingdienst,  de politie, elke belangrijke vorm van overheidszorg lijkt wel forse gebreken te kennen en staat ter discussie. Het broodnodige vertrouwen van de burger in de overheid komt daarmee onder druk te staan en dat moet een ieder zorgen baren.

De overheid staat erom bekend niet altijd snel genoeg vooruit te kijken en geeft nog regelmatig een traditioneel antwoord op nieuwe tendensen en ontwikkelingen, terwijl die mogelijk een andere benadering of perspectief vragen. Een voorbeeld hiervan is de cybersecurity: Het speelt al veel langer maar komt nu aan de oppervlakte. De overheid is er nogal naïef in, ze is net wakker zogezegd en heeft hooguit nog maar het begin van een antwoord.

Zeker bij vraagstukken die de grenzen van de eigen gemeente overstijgen, en dat zijn er steeds meer, is er behoefte aan een nieuw soort handelingsperspectief: wat mij betreft kijken, denken en handelen vanuit het principe van wendbaarheid. Wij in het openbaar bestuur zijn of moeten allemaal op zoek naar manieren om  een antwoord te hebben op de onzekerheid en dynamiek van deze tijd.

Wim Derksen, hoogleraar bestuurskunde  tot 2015, schreef: “Sinds een paar jaar moet alles adaptief en doen we alles adaptief. Ik ben daar blij mee. Niet met die hype, maar wel met dat streven naar adaptief beleid. Wat er op neer komt dat je je beleid beter steeds kan aanpassen, naar gelang de ontwikkelingen, dan je voor 30 jaar vast te leggen.” Hij schreef dat wel onder de kop “ ‘Adaptief’ beleid is niet zo nieuw”. Maar verzucht: ”Eindelijk nemen we fundamenteel afstand van wat ooit lyrisch planning werd genoemd. Omdat de toekomst gewoon te onzeker is.”

Het blijft naar mijn mening een stevig dilemma: Een goed functionerende toekomstbestendige samenleving vergt doordachte lange termijn oplossingen. Dit geldt net zo goed voor miljardeninvesteringen in infrastructurele werken als voor een werkend onderwijsstelsel, energietransitie of adequate gezondheidszorg. Tegelijk is waar dat het ontwerpen van effectief beleid voor de lange termijn wordt bemoeilijkt door vele onzekerheden en grote dynamiek. Wat vandaag nog een goed idee lijkt, kan morgen alweer bijna achterhaald zijn.

Daarnaast worden we als overheid geconfronteerd met uitgangspunten die nogal eens tegenstrijdig lijken:

  • We moeten doortastend en effectief zijn maar ook inclusief. Bij dat laatste horen termen als participatie, democratisering en right to challenge;
  • We moeten op tal van terreinen meer dan ooit de veiligheid waarborgen maar meer dan ooit ook een open overheid zijn;
  • Privacywetgeving lijkt meer en meer een effectief overheidsoptreden in de weg te staan, bv in het sociaal domein en op justitieel terrein.

Als antwoord hierop is een overheid nodig die over een breed handelingsrepertoire beschikt, die overheid in meer klassieke zin kan zijn maar ook sámen met partijen in de samenleving problemen aanpakt en daarbij durft te leren-door-doen. Instrumenten die ik hierbij heel bruikbaar acht zijn risicomanagement, scenario-denken, maar zeker ook resilience-beleid, mede gericht op het doorbreken van traditionele werkprocessen en het verbeteren van de samenwerking tussen overheden, instellingen en mensen in de stad. 

Opgaven- en netwerksturing

Vaak zal het een combinatie zijn van klassiek en eigentijds handelen om tot resultaten te komen. Ik denk daarbij aan het grootste infrastructurele project in Delft ooit. Zou de Spoortunnel in Delft er zijn geweest  zonder de radicale ingreep van een ferm bestuurlijk besluit? Waarschijnlijk niet of nog niet. Tegelijkertijd vergt zo’ n ingrijpend project een enorme dosis continue omgevingsmanagement waarbij alle stakeholders geïnvolveerd worden.

Een ander voorbeeld uit deze stad is de Agenda Delft 2040, gericht op co-creatie binnen de samen geformuleerde opgaven voor een aantrekkelijke stad, waaraan ook een investeringsfonds gekoppeld is. De Agenda Delft 2040 is voor mij een illustratie van lokale opgavensturing.

Opgavensturing is geen onbekend begrip meer in het publieke domein. Het institutionele denken heeft meer en meer plaats gemaakt voor het denken in opgaven.  De institutionele overheid is toch die van de verzorgingsstaat van de 20eeeuw die het allemaal zelf doet:  Gemeentelijk woningbedrijf, Gemeentelijke kredietbank, Nutsbedrijven (gas, water, elektra), Politie, brandweer, GGD en reiniging. Nog maar zo ’n 30 jaar geleden was dit de werkelijkheid.

Maar vandaag de dag zitten we met een driedubbele complexiteit. Ten eerste is het zelf doen vervangen door een netwerk. De gemeente is meer en meer één speler tussen alle overheden, waaronder GR’ n, dochtervennootschappen en maatschappelijke instellingen. Het netwerk als geheel levert het overheidspakket aan de burgers van bijvoorbeeld Delft. Dit terwijl de politieke verantwoording als vanouds plaats vindt tussen Raad en College waarbij de fictie geldt dat de gemeente het nog steeds op eigen kracht kan. Quod non, hetgeen in toenemende mate tot frustratie leidt in gemeenteland.

In de tweede plaats zijn onze taken veel complexer geworden, de eerste overheid. Het sociaal domein uiteraard voorop maar ook de Omgevingswet en het vraagstuk van de informatisering horen tot die categorie.

En ten derde:  De samenleving  zelf is sterk veranderd: mondiger, sneller en directer geworden.

Dit alles vraagt om een wendbare overheid die gemakkelijk van rol wisselt zonder het lange termijn perspectief uit het oog te verliezen.

Het denken over de wendbaarheid van de overheid is al zo’n tien jaar in ontwikkeling. Een interessant essay over overheidssturing in een netwerksamenleving heeft de titel “De boom en het rizoom”, van de hand van de Nederlands School voor Openbaar Bestuur (NSOB 2010). Die stelt de samenleving voor als rizoom,  een horizontaal vertakte wortelstructuur, die niet te herleiden is tot één hoofdtak of tot één plant aan de oppervlakte, maar bestaat uit ondergronds voortwoekerende worteltakken waartussen steeds nieuwe verbindingen kunnen ontstaan. De samenleving die zich ondergronds, zonder een centrale aansturende actor, verder ontwikkelt. Verbondenheid zonder samenhang is een belangrijk kenmerk van het rizoom. Het internet is daarvan een voorbeeld.

En die boom staat natuurlijk voor de overheid. Deze manier van kijken naar bestuur en samenleving is ook terug te vinden in het werk van prof Oldeman de naamgever van deze lezing. Hij heeft veel betekend in de begripsvorming van ecosystemen, in het bijzonder van systeemvraagstukken van bos, samenleving en mens in onderlinge verbondenheid.

Het ecosysteem functioneert alleen optimaal als alle onderdelen, naast boom en rizoom, ook zaken als schimmels en mineralen aanwezig zijn en in harmonie met elkaar leven.

Het interessante is dat nadere bestudering van het werk van Thorbecke verrassende paralellen oplevert met de benadering van Oldeman. Ook Thorbecke beschouwde de staat als een levend, logisch functionerend organisme met Rijk, provincies en gemeenten als vitale organen van het stelsel van één lichaam. Een bestuurlijk ecosysteem dat niet topdown handelen, de verticale dimensie, als voornaamste karakteristiek heeft maar het met elkaar schakelen, koppelen en terugkoppelen.

We kunnen denk ik met elkaar constateren dat deze benadering in de loop der tijd behoorlijk uit beeld is geraakt waardoor Thorbecke in zekere zin ook onrecht wordt aangedaan.

Een overheid die partner is in een maatschappelijk ecosysteem, een beeld daarvoor zou de Quadruple helix zijn, een symbiose van Bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke actoren en overheid, heeft andere competenties nodig. Een optreden dat meer overlaat aan de maatschappelijke actoren moet buitengewoon krachtig zijn. Kwalitatief sterk, met een bijzonder vermogen om dynamiek op gang te brengen, te richten en waar nodig (bij) te sturen.

Die andere competenties van de overheid gaan niet zozeer over de beschikbaarheid van expertise, maar eerder over de organisatie van de inzet ervan. Netwerksturing vraagt beweeglijkheid, terwijl nu nog veelal klassieke verticale lijnen  de primaire processen van de organisatie domineren.

Meestal, en ook hier, snelt het recept voor de oplossingsrichting, geholpen door de sociale en bestuurswetenschappen, dus ver vooruit op de dagelijkse praktijk. Opgavengericht denkenis nog niet hetzelfde als opgavengericht werken. Remmende factoren hierbij zijn: De begroting is nog niet ingericht op opgaven, de politieke cultuur en de sectorale indeling van de organisatie in combinatie met de portefeuilleverdeling van het bestuur.

We zullen toch echt de slag moeten maken van “eerst denken dan doen” naar “Learning while doing”. En dan niet in de betekenis van alles zelf doen als overheid.

Maar kantelen zullen we, zoals ook Jan Rotmans ons voorhoudt: dat betekent radicaal anders denken, doen en organiseren. Rotmans ziet een drieledige kanteling: van de samenleving, van de economie en de macht. Deze ontwikkelingen zijn per definitie radicaal, daarmee disruptief en kunnen niet op een breed draagvlak rekenen. Niet voor niets spreekt Rotmans van een Verandering van tijdperk.

Wij zien ons heden ten dage gesteld voor een aantal majeure transities: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, digitalisering, Big Tech, sociaal domein, Omgevingswet en ondermijning.

Wat dit alles betekent voor de bestuurlijke context, voor de overheid, laat zich raden, die is enorm. De logica dicteert mijns inziens dat de overheid zelf ook niet kan ontkomen aan een majeure transitie. En laat dat nu in Nederland zoals ik al eerder aangaf al decennia een uitgesproken zwak punt zijn. De versplintering in de politiek maakt deze opgave nog eens des te lastiger.

De brief van BZK over de toekomst van het openbaar bestuur, met name die van gemeenten,  van 18 oktober jl.,  probeert wel alle issues te adresseren, verbondenheid met inwoners versterken, gerichter regionaal samenwerken en het beter toerusten van de gemeente, maar radicaal kan je een en ander toch niet noemen. Ik geef toe, het heeft ook iets weg van het vinden van de kwadratuur van de cirkel maar daarin kunnen we als overheid niet in berusten. Wij zijn te allen tijde systeemverantwoordelijk en dat is een rol die ik ook in de verre toekomst niet zie verdwijnen.

De overheid en haar burgers

Vroegâh (op zijn Haags)  was de overheid iets vanzelfsprekends, met natuurlijk gezag, democratisch verkregen opdrachtnemerschap uit handen van de gezagsgetrouwe kiezer/ burger. Maar tegenwoordig laat de samenleving zich kennen als een veeleisender, wispelturiger opdrachtgever. Het waarborgen van het Algemeen belang is een ingewikkelder opdracht geworden.

Er zijn spanningsvelden. Zoveel belangen dat het niet iedereen naar de zin kan worden gemaakt. Een  eenduidige opvatting van burgerschap ontbreekt. De overheid moet de burger gidsen, maar verandert zelf van gedaante en heeft het druk met zichzelf.

En dan hebben we nog van doen met het niet aansluiten van de systeemwereld op de leefwereld.

De burger wil bijvoorbeeld schoon-heel-veilig, maar het politiebureau is steeds verder weg. Het systeem moet niet domineren, geen regelreflex e.d., maar integendeel legitimiteit voorop stellen. Van legaal naar legitiem: het moet niet alleen recht zijn maar ook als rechtvaardig ervaren worden. Daarbij kunnen we niet heen om de actuele perikelen bij de Belastingdienst met betrekking tot de toeslagen. Los van alle rationele verklaringen die in dit verband te geven zijn, vind ik het verbijsterend dat niemand in the chain of command een morele positie heeft ingenomen door te stellen: deze grens, die tussen recht en onrecht, steken wij niet over.

Mijn stelling is: de overheid zijn wij, burgers, zelf. De overheid is van en voor onszelf. Dat is ook belangrijk voor burgerschap dat zou moeten inhouden dat je je onderdeel voelt van deze samenleving en dat dat een verantwoordelijkheid meebrengt voor jezelf en de gemeenschap. In het onderwijs zou hieraan in een vroeg stadium al veel aandacht aan moeten worden geschonken.

Burgerparticipatie en vernieuwing van de democratie zijn in dit verband evenzeer van belang.

Samen het land besturen

Dat is de basis voor samenwerking horizontaal, maar die holistische benadering moet er ook zijn tussen de overheidslagen. Ook dat is Thorbecke voorbij: meer schouder aan schouder. Het Rijk wil het of vaak zelf doen of helemaal niet. Nee: samen doen moet, samen besturen we dit land.

Neem bijvoorbeeld  het sociaal domein. Het zou goed zijn als de rijksoverheid duidelijke kaders invult; als stelselverantwoordelijke moet zij meer dan nu het geval is randvoorwaarden meegeven die het systeem bevorderen. Denk aan een samenwerkingsplicht bij jeugd. Maar niet twee kapiteins op de inhoud of taken terugnemen onder politieke druk.

Met name in het sociaal domein zie je dat de institutionele kaders onvoldoende houvast bieden. Het sociaal domein is een multi actor system met gemeenten, zorgkantoren en aanbieders van zorg, in het geval van Delft meer dan 100. Al deze actoren hebben eigenlijk één gezamenlijke missie: goede zorg leveren binnen budget.

De praktijk is echter dat elke actor optimaliseert vanuit het eigen belang, het eigen institutionele kader. Er moet dan ook energie worden gestoken in het ontwikkelen van het besef een systeemactor te zijn en mede verantwoordelijk te zijn voor het goed functioneren van het systeem als geheel.

Een geslaagd voorbeeld in deze regio zie ik bij de Verstedelijkingsalliantie Zuid-Holland waar het gaat om woondeals van partners die op vrijwillige basis deelnemen: Binnenlandse zaken, de provincie en 8 gemeenten. Vanuit die samenwerking wordt de verbinding gezocht met private partijen: beleggers, projectontwikkelaars, corporaties et cetera.

En zou het niet geweldig zijn als wij als overheden gezamenlijk aan de gang gaan met dat prachtige recente initiatief van de WUR waarin een beeld wordt geschetst van Nederland over 100 jaar. Het kan een frame zijn waarin het systeemdenken a la Oldeman en Thorbecke tot grote bloei kan komen.

De situatie in Delft

Hoe gaat Delft om met de geschetste ontwikkelingen? Delft is een stad van honderdduizend inwoners, die je  atypisch mag noemen door de combinatie van de aanwezigheid van de Technische Universiteit, Delfts blauw, de band met het Koninklijk Huis en de historische binnenstad. Delft is een internationaal merk, een van de sterkste van Nederland, en ontvangt zo’n 4 miljoen bezoekers per jaar. Daarnaast atypisch door zijn unieke ligging tussen twee G4 steden in de  Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Op een aantal manieren probeert Delft wendbaar te blijven. Sleutelwoord daarbij is vergroten van bewustzijn: Bewust zijn van de rollen die je als overheid kunt innemen.

In Delft hebben we het begrip regiegemeente ingewisseld voor rolneming.  Bij regiegemeente bevestig je al gauw de historische machtsverhouding en rolverdeling: de baas waarvan verwacht wordt dat die het initiatief neemt en daardoor verlammend werkt op eigen initiatief. Delft ziet een scala van rollen en gebruikt daarbij de overheidsparticipatietrap van de Raad voor het openbaar bestuur. De 5 rollen zijn loslaten, faciliteren, stimuleren, regisseren en reguleren.

Je moet als overheid kunnen afwisselen in rol.  Elke rol moet een bewuste keuze zijn, afhankelijk van de specifieke omstandigheden en te beargumenteren en verantwoorden naar de inwoners en partners. En steeds met de vraag wat er nodig is om één tree op de overheidsparticipatietrap te kunnen afdalen, lees vermindering van overheidsbemoeienis.

Bewust zijn van risico’s is een tweede sleutel. En dan vooral risico’s voor het profiel van de stad en het besturen van de stad. Daarvoor hebben College en Raad een Strategische risicoagenda Delft opgesteld. Zo blijven we scherp op wat de stad kan bedreigen. Een van die strategische risico’s is: onvoldoende bestuurskracht voor regionale opgaven. We weten allemaal dat het besturen van een stad al lang niet meer ophoudt bij de stadsgrens. Opgaven trekken zich ook niets aan van bestuurlijke grenzen en de bestaande uitvoering door middel van vele verbonden partijen laat ook zien hoe universeel vraagstukken zijn.

Ons manco is dat we nog steeds werken met ontoereikende concepten die gebaseerd zijn op het institutionele denken. Denk aan “De stad moet kunnen groeien”. Die doelstelling is in Delft lang vertaald in de wens tot annexatie. Nu langzaamaan de omslag wordt gemaakt van annexatie naar samenwerking, gaan we ook hierin het institutionele denken voorbij.

Het vraagstuk van regionale samenwerking is in een nieuw licht komen te staan. Termen als ‘the coalition of the willing’ (van Zwol – Maak verschil 2016), opgave-gericht werken, differentiëren en experimenteren komen steeds pregnanter naar voren. Het openbaar bestuur past de schaalgrootte flexibel aan de opgave aan en stapt eenvoudig over de grenzen van de eigen organisatie heen als dat nodig is: het gaat om acteren op verschillende schaalniveaus.

Dat betekent ook dat er niet één eigenaar van een bepaald vraagstuk is, maar dat daarbij diverse partijen betrokken zijn. Het gaat dan om het denken in termen van co-creatie en partnerschap: het gezamenlijk, vanuit gelijkwaardigheid werken aan het oplossen van vraagstukken. Het uitgangspunt daarbij is dat publieke waarde vooral gegenereerd wordt door gezamenlijk hieraan te werken.

In dit kader heeft Delft met succes een participatieaanpak geïntroduceerd, Delfts Doen, die inmiddels veel navolging heeft gekregen. Duidelijke door overheid en burgers gezamenlijk opgestelde spelregels die gebruikt kunnen worden voor nieuwe initiatieven en plannen.

Binnen onze netwerksamenleving gaat het daarom in toenemende mate om het leggen van verbindingen, van relaties, van het gezamenlijk oppakken van vraagstukken. In de netwerksamenleving gaat het niet zozeer om het innemen van een hiërarchische positie binnen maatschappelijke of economische verhoudingen, maar om het zich opstellen als een gelijkwaardige speler.

Toegevoegde waarde van publiek risicomanagement

De holistische kijk op de overheid en de samenleving brengt mij tenslotte op de toegevoegde waarde van risicomanagement in het publieke domein. En de wijze waarop we daar in Delft invulling aan geven.

Mijn overtuiging is dat risicomanagement onlosmakelijk onderdeel is van het zo professioneel mogelijk je werk doen. Het is onderdeel van je dagelijks werk en niet een losstaand beheerssysteem. Zelf heb ik als gemeentesecretaris de rol van Chief Risk Officerop mij genomen om dit gegeven te benadrukken, juist in een tijd van toenemende complexiteit en turbulentie.

Hoe groter de professionaliteit van de organisatie des te beter wordt de bestuurlijke besluitvorming. Zo kun je het bestuur dus meer comfort geven want ook zij ondervinden uiteraard de dynamiek van onze tijd.

Ik ben mij ervan bewust dat er een academische discussie wordt gevoerd over het inwisselen van risicomanagement voor iets beters, voor iets dat meer holistisch is, bijvoorbeeld waardenmanagement, of met een positievere klank zoals kansenmanagement. Voor mij gaat het om niets anders dan good governance. Daarbij zijn publieke waarden aan de orde, in feite alle zaken die burgers waarderen als het meest belangrijk. Zoals veiligheid, legitimiteit, betrokkenheid bij elkaar.

Voor Delft is ieder risico een kans en omgekeerd. Dat hoort bij elkaar. Risicomanagement is gelijk aan verantwoord met kansen omgaan. De kans vergroten dat je je doel haalt, door goed risicomanagement. Het is anderzijds ook een kans missen als je het niet op de goede manier doet.

De ervaring in Delft met risicomanagement is dat het landt. Er heerst niet het gevoel dat het er ook nog bij moet. Dat heeft wel te maken met de focus die is aangebracht op de dialoog.

In de afgelopen jaren heeft het publieke risicomanagement zich niet al te snel ontwikkeld. Dat blijkt in elk geval uit onderzoek namens PRIMO naar de weerstandsparagraaf in gemeentebegrotingen. Het is gezien de complexiteit en vele onzekerheden in het openbaar bestuur ook niet makkelijk!

Toch is de urgentie groot zoals ook blijkt uit het zeer recent verschenen Global Risks Report 2020 van het World Economic Forum. De top 5 risico’s zijn alle milieurisico’s dat is voor het eerst in de geschiedenis. Een multi stakeholder benadering wordt als de enige oplossing gezien om deze risico’s te beheersen.

Het helpt om verder te kijken dan het beheersenvan risico’s. Wij in Delft hebben het bewust zijnvan risico’s als doel gesteld. Bij risicobewustzijn staan de voortdurende afwegingen centraal die je moet en kunt maken. Wij betrekken in de risicogesprekken ook anderen in en buiten Delft, alle actoren die een toegevoegde waarde hebben. De methode faciliteert het en dit geheel leidt tot enthousiasme.

Ons doel om het risicobewustzijn te stimuleren is niet uit de lucht komen vallen. We zijn het al een aantal jaren aan het voeden. In het Tijdschrift voor public governance, audit & control hebben we uiteengezet hoe Delft in 2015 gestart is met een Veranderlab strategisch risicomanagement.

Strategisch risicomanagement richt zich op de interactie tussen betrokkenen in plaats van op het (registratie)systeem van risico’s. Uitgangspunt is de kunst om de risico’s zo vroeg mogelijk te ontdekken, omdat je er dan veel makkelijker mee om kan gaan.

En dat is zoals het in Delft nu al een aantal jaren gaat. We faciliteren het risicogesprek en het lijstje is bijvangst of zo u wilt voertuig voor het gesprek. Dat daarna een risico-eigenaar ermee aan de slag gaat is ingebed in het normale verkeer tussen opdrachtnemer en opdrachtgever. Bij gebiedsontwikkelingen en andere ruimtelijke projecten is het vanzelfsprekend wat strakker geregeld, maar ook daar zien we steeds vaker aparte aandacht voor de (bestuurlijke) context.

Het accent op risicobewustzijn geeft ons ook de ruimte om dit type gesprekken te entameren op plekken waar het niet heel gebruikelijk is. In het gemeentelijk managementteam, in het college, tussen aandeelhouders en raad van commissarissen van een verbonden partij, in commissies van de gemeenteraad. En ik kan verklappen dat bijna iedereen het leuk vindt om te doen en voor herhaling vatbaar. En oefening baart kunst, weet ik.

De gemeenteraad kan zo beter worden bediend in haar vraag om eerder op de hoogte te zijn van ontwikkelingen in dossiers. En ze krijgt meer inzicht in de dilemma’s bij keuzen en de onzekerheden waarmee we te maken hebben.

Onze werkwijze is vastgelegd in een beleidskader en een werkwijze met de raad: “de Delftse aanpak risico’s in beeld”geheten.En dat heeft als positief neveneffect dat in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing niet alleen de bekende financiële risico’s staan maar ook is de strategische risicoagenda toegevoegd. En we gaan steeds verder op zoek naar de aansluiting tussen risico’s en bestuurlijke sturing.

Het wordt vaak gezegd, maar ik kan het niet genoeg benadrukken: de Tone at the topis een factor voor succes of falen. Risicobewustzijn is er niet met een knip van de vingers. Het vraagt om bespreken van afwegingen, dilemma’s, nieuwsgierigheid en een frisse blik.

Het zijn belangrijke drijvers voor goed risicobewustzijn. Als niemand ernaar vraagt hou je het voor jezelf en blijft het impliciet. In die zin is het in een organisatie noodzaak dat je nieuwsgierig bent naar elkaars zorgen. Voorbeeldgedrag is  daarbij wezenlijk.

Afronding

Ik rond af.

De overheid die zichzelf steeds opnieuw uitvindt krijgt voor elk nieuw stadium een van de IT afgeleid label. We zijn nu bij overheid 4.0. Ik schetste een beeld van de overheid 5.0. En zie een actor in een zeer actief dynamisch proces in toenemende complexiteit.

Meer dan ooit moet het openbaar bestuur en de overheid adaptief zijn en weloverwogen met risico’s omgaan. Instituties blijven nodig en risicomanagement is here to stay, het heeft verdere versterking nodig. Effectief publiek risicomanagement is meer prospectief en is zelf ook schakelen op meerdere niveaus. Dat moet systematischer samen plaatsvinden tussen rijk, kennisinstellingen, gemeenten en maatschappelijke actoren.

En is het karwei dan geklaard? Geenzins, Thorbecke gaf zelf destijds al aan dat het openbaar bestuur voortdurend onderhoud behoeft om haar kwaliteit en het vertrouwen te behouden.

We hebben nog 28 jaar te gaan alvorens het jaar 2048 arriveert. Thorbecke zal dan naar mijn overtuiging nog springlevend zijn. Maar zou het echter niet geweldig zijn als we dan niet alleen de 200everjaardag van het meesterwerk van Thorbecke vieren maar ook het punt bereikt hebben dat zijn holistische visie op ons staatbestel alsnog in volle glorie werkelijkheid is geworden. Mijn advies is dan ook nog vandaag het project Thorbecke 2048 te starten in de vorm van een brede maatschappelijke discussie.

Ik dank u voor uw aandacht.”

Literatuur

Camps, M. (2017). Durf te leren: Nieuwjaarsartikel. ESB, 102(4745), 6-9. https://esb.nu/esb/20022295/durf-te-leren

Derksen, W. (2014). Leren door te proberen. Blog, 28 oktober 2014. http://www.wimderksen.com/2014/10/28/leren-door-te-proberen/

Van der Steen, M., Scherpenisse, J., Hajer, M., Van Gerwen, O.-J., & Kruitwagen, S. (2014). Leren door doen: Overheidsparticipatie in een energieke samenleving. Den Haag: NSOB en PBL. www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/PBL-2014-Leren-door-doen.pdf

Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). (2006). Lerende overheid: Een pleidooi voor probleemgerichte politiek. Amsterdam: Amsterdam University Press. https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2006/09/12/lerende-overheid.-een-pleidooi-voor-probleemgerichte-politiek

Andere aanpak Risicomanagement. De nieuwe benadering van de gemeente Delft; Tijdschrift Public Governance 2017

Daniël Boomsma en Dirk-Jan van Vliet van de Hans van Mierlo Stichting. Einde sigarenkistje toont groei van ‘preventiestaat’ De Volkskrant 6 aug 2019

De boom en het rizoom. Overheidssturing in een netwerksamenleving. Essay  dr. M. van der Steen, drs. R. Peeters, prof. dr. M. van Twist  Ministerie van VROM 2010

Maak Verschil; Krachtig inspelen op regionaal-economische opgaven  Studiegroep Openbaar bestuur. 2016.

 

* De Professor dr. ir. Roelof A.A. Oldeman lezing is in 2017 internationaal ontwikkeld door Professor dr. ir. Roelof A.A. Oldeman en ir. Jack P. Kruf. De 1e lezing in 2018 te Ede is gehouden door Dr. Frank J. Dietz van het Planbureau voor de Leefomgeving, de 2e lezing te Delft in 2020 is gehouden door Mr. J. (Hans) Krul, gemeentesecretaris en algemeen directeur van de gemeente Delft. Beide lezingen zijn met toestemming gebruikt door PRIMO Nederland.

De lezing is in 2018 en 2020 verzorgd door Governance Connect in nauwe samenwerking met PRIMO Nederland en is per 10 juli 2020 formeel ondergebracht bij Stichting Civitas Naturalis, opgericht door Jack P. Kruf op verzoek van Professor dr. ir. Roelof A.A. Oldeman. Het wordt samengebracht met ander wetenschappelijk werk van Oldeman.

 

Inschrijven voor onze Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven voor alles rondom PRIMO & ontwikkelingen op het gebied van Risico Management? Schrijf dan in voor onze Nieuwsbrief.

© All rights reserved.
PRIMO.

Informatie voor leden

Volg ons