Conclusies, reacties, de achtergrond: het IPCC-rapport in een notendop

Er werd lang naar uitgekeken, nu is het er: een nieuw rapport van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties. Uit het rapport blijkt onder meer dat het klimaat ongekend snel verandert en dat de mens daarvan de oorzaak is.

De belangrijkste conclusies, reacties én de achtergrond van het rapport op een rij. De conclusies:

  • De klimaatverandering is ongekend groot, groter dan in de duizenden jaren hiervoor.
  • Het is overduidelijk dat het klimaat is opgewarmd door de mens. Dat heeft in de hele wereld nu al grote veranderingen veroorzaakt in de atmosfeer, in de oceanen, het gebied rond de noordpool en natuurgebieden.
  • Het is duidelijker geworden dat klimaatverandering leidt tot meer extreem weer. Verdere opwarming leidt tot nog grotere veranderingen in het klimaat: intensere en frequentere hittegolven, meer hittegolven in de oceanen, meer en vaker zware regen, vaker droogte, meer zware tropische cyclonen, steeds minder ijs op de noordpool en afname van de permafrost.
  • De beste schatting voor het opwarmende effect van de uitstoot van broeikasgassen door de mens is 3 graden, met minimaal 2 graden en maximaal 5 graden.
  • Sommige gevolgen van klimaatverandering dreigen in eeuwen of zelfs duizenden jaren niet te keren te zijn. Dat geldt vooral voor veranderingen in de oceanen, de ijskappen en het zeeniveau.
  • Klimaatverandering kan op korte termijn en regionale schaal variaties vertonen. Op de grootschalige klimaatverandering heeft dat geen effect, maar het is wel belangrijk om met die variaties rekening te houden.
  • Er zijn vijf nieuwe ‘emissiescenario’s’ uitgewerkt. Bij alle scenario’s blijft de temperatuur tot ongeveer 2050 stijgen. Deze eeuw stijgt de temperatuur meer dan 1,5 tot 2 graden, tenzij de uitstoot van broeikasgassen heel sterk beperkt wordt.
  • Bij verdere opwarming zullen de gevolgen overal op aarde groter worden. De gevolgen zullen bij 2 graden groter zijn dan bij 1,5 graad en nog groter en uitgebreider als het nog meer opwarmt. Gebeurtenissen met een kleine kans, zoals het instorten van een ijskap, plotselinge veranderingen in de oceaanstromingen, gecombineerde weersextremen of een aanzienlijk grotere opwarming kunnen niet uitgesloten worden en moeten meegenomen worden in de beoordeling van de risico’s.
  • Als we de klimaatverandering willen beperken, is het op z’n minst nodig om netto nul CO2 uit te stoten.

Bron: https://nos.nl/ Lees het hele artikel

 

Inspectie JenV: Meldkamers schatten risico’s digitale aanvallen onvoldoende in

De meldkamer is het eerste contact met de hulpdiensten van de brandweer, ambulance, politie en de Koninklijke Marechaussee (KMar) voor mensen die 112 bellen. Andersom krijgen de hulpdiensten via de meldkamers informatie over een incident waar hun hulp bij wordt gevraagd. Meldkamers zijn ook cruciaal bij rampenbestrijding, crisisbeheersing, opsporing en handhaving van de openbare orde. Het is dan ook van belang dat zij onverminderd bereikbaar blijven en dat ze goed beschermd blijven tegen toenemende digitale aanvallen. Hierbij schakelen criminelen computersystemen uit en eisen losgeld. Goede beveiliging zorgt ervoor dat hulpverleners bij informatie in de meldkamersystemen kunnen komen wanneer ze dat willen, dat de informatie klopt en dat de informatie niet bij anderen terechtkomt. Dan kan het gaan om informatie over meldingen en van hulpdiensten die onderling met elkaar in contact zijn.

Volgens de Inspectie JenV is het daarom van belang dat meldkamers voortdurend op de hoogte blijven van de specifieke risico’s voor hun computersystemen en de mogelijke gevolgen hiervan. Hoewel de ICT-afdeling beveiligingsmaatregelen treft, gebeurt dat nu niet op basis van een zo volledig mogelijk en actueel inzicht in de digitale risico’s. Het bestuur van de meldkamers moet daarom serieus de beveiliging van de meldkamersystemen gaan aansturen, aldus de Inspectie JenV. Ook vraagt zij het ministerie van Justitie en Veiligheid om samen met de meldkamers goed te kijken naar de verantwoordelijkheden voor de meldkamersystemen. Dit zodat de beveiliging in de praktijk beter uitvoerbaar wordt.

De Inspectie JenV vindt de continuïteit van de meldkamers al jarenlang een zorgpunt. Ook in 2021 vroeg zij, samen met Agentschap Telecom, aandacht hiervoor.

Bron: Ministerie van Justitie en Veiligheid

Risicobereidheid moet weer terug naar de kern

We zitten gevangen in regels en protocollen, waardoor belangrijke risico’s onvoldoende aandacht krijgen.

“Ik zou het niet erg vinden als premier Rutte dit ook eens zou horen”, zegt hoogleraar Arco van de Ven over de verkeerde focus op risicomanagement. De docent van de NBA-cursus ‘Risicobereidheid in de publieke sector’ vindt dat organisaties bij risicomanagement meer moeten kijken naar de maatschappelijk aanvaardbare ondergrens. Er is steeds meer aandacht voor risicomanagement. Maar de nadruk ligt te veel op het hanteren van methodieken en protocollen. Die zorgen echter voor een schijnveiligheid, stelt Van de Ven. “De focus ligt verkeerd”, zegt hij dan ook. Er gaat steeds meer geld naar risicomanagement, maar daarmee worden slechts de risico’s afgedekt die vrij makkelijk te voorspellen zijn en dat zijn over het algemeen niet de belangrijkste problemen.”

“Omdat er veel aandacht is voor risicomanagement, denken we dat we een risicomijdende samenleving zijn”, zegt Van de Ven. “Als er iets misgaat, schieten we meteen in een risicoregelreflex. Maar als je goed kijkt naar wat er dan gedaan wordt om gevaren uit te sluiten, zie je dat de risico’s die we daardoor nemen juist groter zijn.” Dat is ook wat er misgaat in de politiek. “De oplossingen waarmee politici komen, zijn niet meer van deze tijd. Bij een crisis een rapport laten opstellen of een commissie in het leven roepen zijn maatregelen die in het verleden misschien nog wel konden, maar in de huidige samenleving is dat niet meer toereikend.” Volgens de hoogleraar zie je deze tendens niet alleen bij de overheid of de politiek. Op lager niveau is het gedrag binnen organisaties hetzelfde. “Jammer”, zegt Van de Ven. “Juist zulke organisaties kunnen makkelijk een nieuwe weg inslaan.”

Bron FM.NL, lees het gehele artikel: Risicobereidheid moet weer terug naar de kern   Auteur van dit artikel: Di-Lan Sun

PRIMO Risk Management Award 2019

PRIMO Risk Management Award 2019 uitgereikt aan Paul Hofstra

Het bestuur van PRIMO Nederland en PRIMO Europe heeft de PRIMO Risk Management Award 2019 toegekend aan Paul Hofstra voor zijn moed en leiderschap op het grensvlak van publieke waarde, publiek risico en bestuurskracht.

De toekenning is gebaseerd op enerzijds zijn volwassen rol als bestuurder en directeur van de Rekenkamer Rotterdam en zijn professionele bijdragen in de precieze en essentiële toepassing van de beginselen van het vak risicomanagement, onder meer verwoord in de rapporten warmte zonder leiding en publieke waarde in de knel.

Hieronder de uitreiking door bestuurslid Saskia Wiersma van PRIMO Nederland en PRIMO Europe op 18 september 2020 bij rekenkamer Rotterdam.

Hieronder de complete tekst met overwegingen van de besturen van PRIMO Europe en PRIMO Nederland.

Laudatio

“Het bestuur van PRIMO Nederland en PRIMO Europe heeft de PRIMO Risk Management Award 2019 toegekend aan Paul Hofstra voor zijn moed en leiderschap op het grensvlak van publieke waarde, publiek risico en bestuurskracht. De toekenning is gebaseerd op enerzijds zijn volwassen rol als directeur van de Rekenkamer Rotterdam en zijn professionele bijdragen in de precieze en essentiële toepassing van de beginselen van het vak risicomanagement, onder meer verwoord in de rapporten warmte zonder leiding en publieke waarde in de knel.

Bij de Rekenkamer Rotterdam is zijn inzet onmiskenbaar in het voeren en het bevorderen van een constructieve dialoog met betrekking tot de goede besturing van de stad Rotterdam. Daarbij heeft Paul – met zijn brede kennis van de materie en zijn gedegen aanpak van onderzoeken en presentaties – ervoor gezorgd dat zijn rekenkamer als gezaghebbend wordt beschouwd.

De feiten die hij opspoort en analyseert zijn als gewogen, zorgvuldig en betrouwbaar aan te merken. Het feit dat hij zich met zijn collega’s van Rekenkamer Metropool Amsterdam, Rekenkamer Den Haag, Randstedelijke Rekenkamer en Rekenkamer Utrecht heeft ingezet voor het kwaliteitshandvest G4+ heeft de aanpak in het hele proces van weging en rapportage gefundeerd, open en transparant gemaakt. Dit dient in de ogen van het bestuur van PRIMO het vertrouwen van burger en samenleving in de overheid in hoge mate. Paul draagt bij aan een rekenkamer die kan worden beschouwd als een groot goed binnen het openbaar bestuur.

De genoemde rapporten warmte zonder leiding en publieke waarde in de knel blinken naar het oordeel van het bestuur uit in een hun gedegen en feitelijke analyse hoe risicomanagement is en zou moeten worden toegepast als integraal onderdeel van goed bestuur. Daarbij vindt zij ijzersterk de analyse van hoe burgers, bedrijven, politici, bestuurders, managers en medewerkers in het geheel van voorliggende opdrachten acteren en zouden moeten acteren. Paul maakt als eindverantwoordelijke voor deze rapporten duidelijk dat het vak risicomanagement zowel corporate als publiek essentieel is, van grote waarde voor echt resultaat (geen woorden maar daden) en dat het management van risico’s geen fremdkörper is in het geheel van publieke besturing, maar logisch en resultaat-bevorderend, mits – en dat maakt hij duidelijk – goed toegepast en gedaan wordt zoals afgesproken. Daarmee verbindt Paul risicomanagement, de principes van goed openbaar bestuur met de grondbeginselen van kwaliteitsmanagement.

De lessen die uit genoemde rapporten – alle op relevante en actuele dossiers op het snijvlak van innovatie, projecten en beheer- kunnen worden getrokken, vormen naar het oordeel van het bestuur van PRIMO onmiskenbaar de basis voor verdere doorontwikkeling van het vak. Sinds de publicatie van genoemde rapporten zijn zij onderdeel geworden van het onderwijsprogramma Kaleidoscope van PRIMO, waarbij niet alleen de analyses en conclusies op tafel komen, maar ook waarbij op basis van design denken en scenarioanalyses verbeterplannen kunnen worden ontwikkeld. De adviezen van Paul, bieden handvatten voor verbetering. En dat is een groot goed.

In meer algemene zin denkt het bestuur dan ook, dat het werk van Paul onmiskenbaar als elementair te duiden is voor de doorontwikkeling van het vak risicomanagement in het publieke domein. Niet in de laatste plaats door de moed waarmee hij zaken durft te benoemen en te duiden. Moed is niet te onderschatten in dit vak, omdat juist dit aspect in de vele wetenschappelijke onderzoeken van onder meer Paul Slovic, Daniel Kahneman en Amos Tversky naar voren komt als een kernpunt. Voor goed risicomanagement is moed nodig, veel moed: moed om je te durven uit te spreken, moed om te delen wat je ziet of moed om te zeggen waar het op staat.  Moed staat aan de basis van signaleren, adresseren en mitigeren van risico’s. Paul heeft moed. Paul is een moedig mens en schroomt niet de heersende macht te duiden wat hij ziet, zonder schroom of verwijt, en op een wijze die bij velen respect afdwingt.

Paul verbindt daarom op een unieke wijze risicomanagement als vak, filosofie en benadering met het denkmodel van good public governance. Met zijn scherpe blik over projecten en plannen weet hij als geen ander, dat majeure politiek-bestuurlijke en maatschappelijke vraagstukken deze verbinding nodig hebben, willen zij effectief zijn. Paul heeft deze verbinding met succes gelegd in de uitoefening van zijn vak en de levering van zijn rapporten. Stuk voor stuk vakwerkjes.

Paul heeft hij in de ogen van het bestuur van PRIMO fundamenteel bijgedragen aan de erkenning van het belang dat besturing en management van publieke waarden gebaat is bij een open houding voor externe trends en ontwikkelingen, bij inzicht hoe deze zich als kansen en bedreigingen kunnen openbaren, bij een goed zicht op de eigen sterkten en zwakten van mensen en organisaties, bij het onderstrepen dat risicomanagement onontbeerlijk is voor succes en vooral bij het willen en kunnen denken in scenario’s en oplossingen.

Paul stelt de publieke waarde – zijnde waarde waarvoor raad, college en management zich namens burgers en samenleving inspannen – centraal in zijn benadering en duidt in zijn rapporten helder waar en waardoor schade is ontstaan en waar de publieke waarde in de knel komt. De benadering van Paul in deze is consequent, systematisch en authentiek. Het lijkt het bestuur toe dat deze grondhouding te duiden is als een vorm van publiek rentmeesterschap. Het lijkt opgeslagen in zijn genen, verankerd in zijn DNA.

PRIMO is er statutair van overtuigd dat deze houding van publiek rentmeesterschap leidt tot verrijking, stabiliteit, succes, veiligheid en geborgenheid in het publieke domein van stad, dorp, wijk en straat. Betrouwbaarheid is in de ogen van Paul de basis van elk effectief bestuur en management. Een zuivere gedachte van een bijzonder mens.

Met trots kennen wij de PRIMO Risk Management Award 2019 toe aan Paul Hofstra.”

Bestuur PRIMO Nederland

Jan Paul Woudstra, voorzitter

Board PRIMO Europe

Wouter Slob, President

Rebecca Dalli Gonzi, Secretary General

Public Risk Forum #8

Public Risk Forum #8: sociaal domein/ publieke waarden, vanuit oogpunt van risicomanagement

Elke twee weken houden wij op woensdag een digitaal overleg voor leden. Per bijeenkomst één onderwerp. Eén uur. De lijnen zijn altijd open vanaf 10:30 uur, voor klankbord of advies. Op woensdag 16 september 2020 agendeerden wij als onderwerp: Het sociaal domein en publieke waarden.

De discussie vond plaats op basis van de inbreng vanuit de organisatie van één van de deelnemers aan het forum. In die concrete situatie is geconcludeerd dat te verlenen zorg passend dient te zijn qua kwaliteit en aanbod. Het is evenwel zeer lastig om bijvoorbeeld mensen vanuit een bijstandssituatie weer aan het werk te krijgen. Oorzaken daarvan zijn de (recente) veranderingen in deze tijd, maar ook de regelgeving bevordert de uitstroom niet. De doelstelling publieke waarden wordt daardoor vaak niet gehaald. De vraag is dan ook of we die standaard überhaupt kunnen halen. Vaak vervalt de organisatie dan in het systeem van het geven van het voordeel van de twijfel ten gunste van de burger. Daarmee wordt evenwel ook een stap gezet naar een open einde regeling, hetgeen vanzelfsprekend ook niet de bedoeling kan zijn. Het gevaar bestaat dat de financiële consequenties weer leidend gaan worden.

Geconcludeerd is ook dat het vergelijken van concrete casussen aan de achterkant en daarvan leren niet echt gebeurt.

De lappendeken aan systemen die het primaire proces moet ondersteunen is ook niet bevorderlijk voor een omslag in het denken in de waan van de dag naar het uitgangspunt publieke waarden. In veel organisaties zijn daar wel ontwikkelingen te zien in bijvoorbeeld het gebruik van een systeem als Risk-ID in plaats van de vele Excel sheets. Het systeem moet ook voor bestuurders de mogelijkheid bieden om in discussies direct informatie voorhanden te hebben via de moderne communicatiemiddelen (app’s).

Geconcludeerd is ook dat het grootste risico op dit beleidsterrein het verandervermogen van een organisatie is. Dat is mede een cultuurkwestie en de kwaliteit van het management om discussie tot verbetering van processen in gang te zetten. Naast de financiële rapportages ten behoeve van de weerstandsparagraaf zijn ook niet financiële rapportages noodzakelijk om te toetsen of ze voldoen aan de publieke waarden. Een meer dan gemiddelde risicobewustzijn bij het management en vanzelfsprekend daarop aansluitend op bestuursniveau, is daarvoor onontbeerlijk.

In het Public Risk Forum #9 op 30 september a.s. (11.00 – 12.00 uur) zal aandacht worden besteed aan:

  • Gebiedsontwikkeling en publieke waarden.

Aan dit forum hebben zes PRIMO Nederland leden deelgenomen.

Heeft dit alles uw interesse opgewekt voor het PRIMO Public Risk Forum, schroom dan niet contact op te nemen met PRIMO via het secretariaat van PRIMO Nederland.

PRIMO Nederland kiest nieuw bestuur

In haar jaarlijkse Algemene Ledenvergadering, gehouden te Pijnacker-Nootdorp op 28 augustus 2020, hebben de leden van PRIMO Nederland unaniem ingestemd met de jaarrekening 2019 en de begroting 2021.

Tevens werd een nieuw bestuur gekozen, nu bestaande uit Ellen Gehner (risicoadviseur provincie Zuid-Holland), Saskia Wiersma (voormalig gemeentesecretaris van de gemeente Zevenaar), Martin van der Bijl (strateeg Regio West Brabant en voormalig wethouder van de gemeente Etten-Leur), Wouter Slob (Secretaris en algemeen directeur waterschap Zuiderzeeland) en Jan Paul Woudstra (gemeentesecretaris Pijnacker-Nootdorp).

Conclusie van de algemene ledenvergadering en het bestuur is dat de vereniging financieel gezond is en dat zij beschikt over een portfolio waarmee zij haar leden goed kan bedienen. Zij kijkt vol vertrouwen uit naar de volgende fase van haar ontwikkeling.

Afscheid werd genomen van directeur Jack Kruf. Van 1 juli 2017 tot 1 september 2020 was hij directeur van PRIMO Nederland met als specifieke opdracht om een portfolio van producten en diensten te ontwikkelen en het netwerk van de vereniging te versterken. Op 28 augustus 2020 dankte het bestuur van de vereniging hem met als unaniem standpunt: missie geslaagd. Hij krijgt uit handen van voorzitter Jan Paul Woudstra het kunstwerk Chapeau: Hoed af voor alles wat is bereikt! van maker Rob Verhoeven.

Jack Kruf dankt het bestuur voor het in hem gestelde vertrouwen en de fijne samenwerking door de jaren heen. Hij onderstreept nogmaals het belang van PRIMO als enige onafhankelijke non-profit-organisatie, die zich richt op kennisdeling inzake besturing van het publieke domein met waarden- en risicomanagement als specifiek onderdeel. Zij heeft een unieke positie. In tijden van crises en transities kan de vereniging daarbij een steeds belangrijkere rol kunnen gaan spelen als objectief en neutraal verbinder en kan zij de niet commercieel gedreven advisering over definities, raamwerken, methoden en technieken ter hand gaan nemen. Kruf:

“Ik constateer een grote versnippering in definitie, gebruik en toepassing van risicomanagement bij publieke organisaties zoals ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen, verbonden partijen, universiteiten en hun koepelorganisaties. Dit vak verdient het om verder in banen te worden geleid, veel verder dan waar het nu staat. Risicomanager of risicoadviseur is nu een vrij beroep. Het is geen formeel vak. De wetenschappelijke verschillen tussen universiteiten zijn groot, té groot naar mijn mening. Het is een archipel, met op elk eiland de eigen wetten, adviseurs en definities.

Ik heb de afgelopen jaren gewerkt in een wolk van 100 definities en een veelvoud aan modellen, methoden en technieken. Gezien de publieke belangen die op het spel staan, is hier heel veel winst te behalen. Het meer spreken in dezelfde taal is een must voor effectieve samenwerking, zowel binnen en tussen organisaties, en voor adequate aanpak van vraagstukken. Iets meer holistisch denken en handelen mag best. Moet eigenlijk. In mijn ogen is een quantum leap voor doorontwikkeling van risicomanagement noodzakelijk, zeker omdat voorliggende dossiers erom vragen. Laat de bundeling van 75 essays over de afgelopen 25 jaar een inspiratie zijn om dit proces aan te zwengelen.

Voor de doorontwikkeling is het in mijn ogen relevant dat het vak risicomanagement door bestuurders en de ambtelijke top wordt omarmd. Het is een randvoorwaarde, anders blijven wij steken bij een ambtelijk financieel en control gedreven aanpak. De tone of the top en het type leiderschap is cruciaal en van grote invloed op hoe organisaties sturen op hun doelen en waarden, daarmee op de betrouwbaarheid en de effectiviteit. Het kijken over de horizon, naar scenario’s en risico’s hoort daarbij. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat de afstemming tussen politiek, bestuur en management dé drivers bevat waar de meeste publieke risico’s ontstaan. Hier is de winst te halen. Overigens was het de discussie hierover door een groep gemeentesecretarissen uit 10 Europese landen in Straatsburg op 1 april 2005 die heeft geleid tot de oprichting van PRIMO. Het vak risicomanagement verdient het dat het volledig naar dit interface migreert.

PRIMO kan haar rol in dit proces meer en meer gaan pakken, omdat de meeste organisaties, koepels en adviseurs ‘vastzitten’ aan de eigen belangen. PRIMO is vrij en onafhankelijk. Dat is een voordeel. Ook internationaal timmert zij daarin aan de weg. Ik wens het nieuwe bestuur én de kersverse directeur in Nederland alle succes van de wereld met deze prachtige uitdagingen en opgaven.”

Tevens werd de nieuwe directeur Frank Havik benoemd. Frank start op 1 september 2020. Een man met elan, drive en kennis van zaken, die logisch kan voortbouwen op de huidige portfolio. Als voormalig topsporter en met zijn zeer gedegen kennis van omgang met crisis en communicatie is hem deze uitdaging zeer toevertrouwd. Hij is een man van precisie en van verbinding. Het bestuur wenst hem zeer veel succes, zegt al haar steun toe en bespreekt op korte termijn hoe zij haar eigen bestuurlijke rol verder kan versterken.

Leren van Covid-19

Hans de Bruijn en Martijn van der Steen

De Covid-19-crisis is nog in volle gang, maar de eerste reflecties op de bestrijding-tot-nu-toe worden al gepubliceerd – door journalisten, wetenschappers, beroepsverenigingen. Die reflecties leiden meestal ook tot een oordeel: de overheid heeft het goed gedaan, of juist niet goed gedaan.

Achter die oordeelsvorming gaan vaak impliciete opvattingen schuil over hoe Covid-19 bestreden behoort te worden. Maar wat is eigenlijk goed crisismanagement, wat is een goede bestrijding van Covid-19?

Volgens ons dreigt het risico dat het antwoord op deze vraag vaak (1) te simpel is en (2) niet expliciet wordt gemaakt. Als dat zo is, heeft dat ten minste twee gevolgen: van te simpele oordelen kun je niet leren en ze zijn bovendien niet fair. In dit essay gaan we in op de vraag hoe de bestrijding van Covid-19 te evalueren. We zetten het essay nu online en zullen het na de zomer aanvullen en in definitieve vorm publiceren. Lees meer

“In de komende jaren zal de Covid-19-crisis en de bestrijding daarvan op allerlei manieren worden geëvalueerd. De crisis is natuurlijk in alle opzichten anders. Het gaat om een wereldwijde crisis, waarvan we niet precies weten wanneer ze is begonnen en wanneer ze eindigt. De crisis is alomvattend en treft de hele samenleving. De schade laat zich moeilijk eenduidig in beeld brengen, denk alleen al aan de vraag of mensen ‘aan corona’ of ‘met corona’ zijn overleden. Er is door overheidsmaatregelen veel leed voorkomen – maar ook daarvan kennen we de omvang niet. En, niet onbelangrijk, de beslissers in deze crisis moesten hun besluiten vaak in onzekerheid nemen. Het was deels varen in de mist.

Evaluaties worden verricht om lessen te trekken voor een volgende keer. Maar hoe ingewikkelder een crisis, hoe ingewikkelder het kan zijn om daar de goede lessen uit te trekken. Er is altijd het risico dat de evaluatie en de evaluatie-methodiek te simpel zijn en tot te gemakkelijke oordelen leiden, waardoor er niet wordt geleerd.”

 

Rapport: Grote twijfel of risicomanagement voldoende is geactualiseerd

Aalt Klaassen, Dirk-Jaap Klaassen, Oscar Toebosch, Herbert Rijken

Waarom deze titel?

  • Uit het onderzoek blijkt grosso modo dat de respondenten doorgaans vinden dat er door de rvc voldoende aandacht wordt besteed aan risicomanagement.
  • Bij de vraag of er voor een aantal met name genoemde calamiteiten/risicogebieden draaiboeken zijn of moeten zijn, is de hoofdconclusie dat deze er voor nagenoeg alle genoemde gebieden beslist moeten zijn. Dat is de wenselijke situatie. De praktijk voor de meeste onderzochte risico’s is dat deze er niet in de gewenste mate zijn of soms zelfs afwezig. Maar tijdens de interviews bleek ook dat menig respondent, zowel commissaris, bestuurder als secretaris of internal auditor geregeld veronderstelde dat er een draaiboek was. Maar niet wisten hoe het stond met de actualiteit ervan. Ergo de vraag is of de aandacht voor risicomanagement niet primair een ‘papieren’ exercitie is.
  • Op grond van de uitkomsten van het belang van bepaalde risico’s bij de afzonderlijke benchmarks vragen wij ons af of de commissarissen, maar ook de bestuurders en internal auditors, wel voldoende open minded naar risico’s en risicomanagement kijken. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat bedrijfs- en sectorblindheid in combinatie met onvoldoende toekomstgericht kijken en onvoldoende ‘zelf-denken’ (dus niet zomaar de opvattingen van de buurman of de rvb overnemen) sommige risico’s ten onrechte bagatelliseren. Het betreft zowel de kans van voorkomen als ook de (mogelijke) gevolgen van het optreden van een risico.

Lees rapport

De stilte voor het stilleggen

Onderzoekscommissie AEB: Jaap Winter, Staf Depla en Elbert Dijkgraaf

PRIMO: Het rapport gaat uitgebreid in op de werking en het mechanisme van riscomanagement als integraal onderdeel van besturing en management, zowel bij de gemeente Amsterdam als bij het Afval Energie Bedrijf. Het is een lezenswaardig rapport voor elke publieke leider. Er zijn lessen te trekken op het managen van de stad voor burger en samenleving. Het gaat over het kloppend hart van de resilience van de stad. Het gaat daarbij over de interne kwetsbaarheden van organisaties en haar mensen. Eén ding is duidelijk: publiek risicomanagement moet op de kaart, in dit geval als een vorm van business continuity management en resilience management. Het begrip en het vak risicomanagement lijken een nieuwe fase in te gaan. Een lezenswaardig rapport.

De oorzaken en leerpunten van het stilleggen van vier verbrandingslijnen door AEB in de zomer van 2019.

Quote Aanleiding

Op 24 juni 2019 informeerde de directie van het Afval Energie Bedrijf (hierna AEB) gemeente Amsterdam dat AEB ‘onvoldoende in control is om de productie op volle toeren door te laten draaien.’ AEB geeft aan dat het enkele mitigerende maatregelen genomen heeft en verdere maatregelen middels scenario’s inventariseert, met als meest zwarte scenario een tijdelijke stillegging van afvalverwerking en warmtelevering.1 Op de website van AEB schrijft het bedrijf op 5 juli 2019: “AEB heeft mede naar aanleiding van het verscherpt toezicht een verbetertraject opgestart om de veiligheid van de installaties en systemen te optimaliseren. De snelheid waarmee de verbeteringen worden doorgevoerd, is tot nu toe onvoldoende. Om de veiligheid te borgen hebben medewerkers samen met het management geconstateerd dat het noodzakelijk is om de verbrandingslijnen gedeeltelijk uit bedrijf te nemen. AEB is daarmee gestart. AEB heeft tot deze drastisch andere aanpak besloten om de veiligheid van haar medewerkers te kunnen blijven borgen en de installaties versneld op het niveau te brengen dat nodig is voor een betrouwbare en voorspelbare productie van afvalverwerking en energielevering.”

Vanwege het sluiten van de verbrandingslijnen door de directie van AEB heeft het college van burgemeester en wethouders (college van b&w) van Amsterdam op 9 juli 2019 ingestemd met het opstellen van een onderzoeksopdracht naar de ontstane veiligheids- en financiële situatie van AEB. Op 12 en 18 september 2019 is de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld tot het uiten van wensen en bedenkingen.

Quote Opdracht en doel

Het college van b&w heeft op 15 oktober 2019 een externe commissie -bestaande uit de heren Jaap Winter (voorzitter), Elbert Dijkgraaf en Staf Depla- ingesteld om het onderzoek naar de ontstane veiligheids- en financiële situatie van AEB uit te voeren2. Op 30 oktober 2019 is de externe onderzoekscommissie (hierna commissie) gestart met het onderzoek. De commissie is hierbij ondersteund door Lysias Advies.

Het doel van het onderzoek is achterhalen wat de oorzaken zijn van de operationele en financiële problemen bij AEB, die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen, en tot de financiële noodsteun van de gemeente. Het onderzoek wil daarnaast – vanuit de verschillende rollen van de gemeente (aandeelhouder, klant, beleidsmaker en financier3)- inzicht geven in de invloed van gemeente Amsterdam op (het functioneren van) AEB, en in hoeverre de invulling van deze rollen heeft meegespeeld in de ontstane situatie. Tenslotte moet het onderzoek duidelijkheid geven hoe bij het besluit tot het stilleggen van de verbrandingsovens rekening is gehouden met de (mogelijke) maatschappelijke impact.

De insteek van het onderzoek is gericht op ‘leren’ van het verleden en niet op het aanwijzen van schuldigen, omdat dit juist het leren vaak in de weg staat. De commissie heeft zich ten doel gesteld de patronen die ten grondslag liggen aan de problemen van AEB inzichtelijk te maken. Dat vormt de basis voor de conclusies en aanbevelingen voor de toekomst.

Quotes Conclusies

  1. AEB had geen systeem van integraal risicobeheer dat toereikend was om de samenhang van operationele, commerciële en financiële risico’s van AEB te beheersen en nam – bij het ontbreken daarvan- onvoldoende maatregelen om risico’s te mitigeren. De gemeente heeft als aandeelhouder niet effectief aangedrongen op het ontwikkelen van een dergelijke integrale risicobeheersing en het mitigeren van risico’s.
  2. In het najaar van 2018 hadden directie en rvc van AEB, ondanks het ontbreken van een adequaat risicobeheersysteem, voldoende aanwijzingen over de operationele en daarmee samenhangende financiële problemen om steviger in te grijpen dan men heeft gedaan. Dan was het mogelijk geweest om op een beheerste manier de problemen het hoofd te bieden.
  3. Gemeente Amsterdam heeft onvoldoende doorzien dat AEB in 2019 niet anders kon dan een beroep doen op steun van de gemeente door omstandigheden die de gemeente mee heeft veroorzaakt. De afhoudende opstelling van de gemeente toen AEB in het voorjaar van 2019 steun vroeg, is ongerijmd in het licht van die voorliggende omstandigheden.
  4. Het ontbreken van een constructieve dialoog tussen gemeente Amsterdam en AEB draagt bij aan het voortduren en verergeren van de problemen bij AEB. Dit bemoeilijkt het vinden van een oplossing in voorjaar 2019 en heeft als gevolg dat partijen in eerste instantie tegenover elkaar staan, als de crisis zich voordoet.

Bron: Raadsinformatiesysteem gemeente Amsterdam

Risico op personeelstekort gemeenten onvoldoende onderkend in begroting

Risico op personeelstekort gemeenten onvoldoende onderkend in begroting

Daphne Postma, Luuk van de Ven, Tjerk Budding en Erwin Ormel

Al geruime tijd wordt onderkend dat gemeenten in de nabije toekomst wellicht te maken zullen krijgen met een lastig bedrijfsvoeringsvraagstuk, namelijk een tekort aan personeel. Veel gemeenteambtenaren gaan komende jaren met pensioen. Vanwege de krappe arbeidsmarkt zal het lastig zijn om voldoende nieuwe medewerkers aan te trekken. De vraag is echter in hoeverre gemeenten zelf over dit risico rapporteren in hun verantwoordingsstukken?

Dat gemeenten risico lopen onvoldoende personeel in dienst te hebben, blijkt onder meer uit cijfers die het A&O fonds rapporteert in haar jaarlijkse personeelsmonitor. In de meest recente versie daarvan (uit mei 2020) geven zij aan dat meer dan een derde (34%) van de medewerkers bij gemeenten 55 jaar of ouder is. Dit is meer dan het landelijke gemiddelde (21%). Illustratief zijn ook de cijfers die de Kennisbank Openbaar Bestuur publiceert. Hieruit (zie figuur 1) komt naar voren dat de modus, dat wil zeggen de leeftijd die het vaakste voorkomt, is verschoven van 49 jaar in 2010 naar 57 jaar in 2018. Ook is te zien dat steeds meer medewerkers in de 60+ categorie vallen. 

Dat gemeenten mogelijk te maken krijgen met een personeelsprobleem blijkt ook uit het uitstroomcijfer: deze is gestegen van 6,2% uitstroom in 2015 naar 8,2% in 2019. Dat heeft voor een belangrijk deel met pensionering te maken, maar ook zien we dat veel medewerkers gemeenten vroegtijdig verlaten.

In de achterliggende periode is de groep medewerkers in de leeftijd van 35-55 jaar het sterkst teruggelopen. Dat is de groep ambtenaren met veel kennis en ervaring. Bedroeg het percentage vrijwillig ontslag (bijvoorbeeld vanwege betere arbeidsvoorwaarden elders) nog 30% in 2015, deze was 49% in 2019. Kortom, gemeenten weten lang niet al het personeel te behouden. Dat betekent dat gemeenten voor een grote uitdaging staan om deze vakkennis de komende jaren vast te houden.

Figuur 1. Ontwikkeling personeelsbestand gemeenten

Rapporteren

Nu blijkt dat gemeenten mogelijk te maken krijgen met een aanzienlijk risico op het optreden van een personeelstekort door personeelsuitstroom, zou er verwacht mogen worden dat ze hierover rapporteren in hun verantwoordingsdocumenten, dat wil zeggen in de begroting en de jaarrekening. Voorshands zijn er naar onze mening twee voordehandliggende plekken daarvoor: de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing alsmede de paragraaf Bedrijfsvoering. In eerstgenoemde paragraaf dienen gemeenten (onder meer) een inventarisatie te verschaffen van de belangrijkste risico’s die zij lopen en het beleid hieromtrent, de laatstgenoemde paragraaf geeft inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. 

Wij hebben onderzocht in welke mate gemeenten rapporteren over het risico op personeelstekort als gevolg van de uitstroom van personeel. Voor ons onderzoek hebben wij de gemeenten ingedeeld in vier grootteklassen: gemeenten met minder dan 20.000 inwoners, 20.000 tot 50.000 inwoners, 50.000 tot 100.000 inwoners, en meer dan 100.000 inwoners. Binnen iedere grootteklasse zijn willekeurig 20 gemeenten geselecteerd en is de meest recente begroting (over 2020) geanalyseerd.

Mate van rapporteren

Uit de analyse blijkt dat slechts 18 van de 80 gemeenten (22,5%) het risico op personeelstekort door uitstroom noemen in de begroting voor 2020 (zie figuur 2). Twaalf daarvan rapporteren over dit risico in de paragraaf Bedrijfsvoering, vijf doen dit in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing. Eén gemeente heeft het risico in beide paragrafen benoemd. 

Figuur 2. Rapporteren risico personeelstekort

Als we vervolgens kijken naar verschillen tussen gemeenten, dan zien we dat grotere gemeenten aanzienlijk vaker over mogelijke personeelstekorten rapporteren dan kleine gemeenten (zie figuur 3). Zo benoemt 30% van de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners dit risico, terwijl dit percentage op 10% ligt bij de groep kleinste gemeenten (minder dan 20.000 inwoners).

Figuur 3. Samenhang grootte en mate van rapporteren

Wijze van rapporteren

Nadat we hebben geanalyseerd of gemeenten überhaupt rapporteren over mogelijke personeelstekorten, hebben we gekeken hoe de gemeenten die dat wel doen daarover verslag doen. We hebben in onze analyse daarbij specifiek gekeken naar drie elementen:

  1. Maken ze het risico ook kwantitatief, dat wil zeggen worden er ondersteunende cijfers gehanteerd (zoals het aantal medewerkers dat de komende 10 jaar met pensioen gaat)?
  2. Worden er maatregelen genoemd, dat wil zeggen wordt er aangegeven hoe de uitstroom opgevangen wordt?
  3. Wordt het risico geïnternaliseerd, dat wil zeggen wordt de (mogelijke) rol van de gemeente aangegeven?

Uit figuur 4 blijkt dat de ruime meerderheid van de gemeenten het risico niet kwantitatief maakt in hun begroting. Het benoemen van maatregelen om de uitstroom te ondervangen, wordt door 11 van de 18 gemeenten (61%) gedaan. Daarnaast heeft 78% (14 gemeenten) het probleem geïnternaliseerd. 

Figuur 4. Wijze van rapporteren

Woorden en duidingen

Als laatste onderdeel van onze analyse hebben we gekeken welke woorden en duidingen door de gemeenten gebruikt worden. Hierbij valt op dat ze daarvoor veelal woorden als ‘vergrijzing’, ‘natuurlijk verloop’ en ‘pensioenuitstroom’ gebruiken. Daarnaast wordt geregeld aangegeven dat het lastig is om personeel te behouden, omdat er ook van buitenaf steeds harder aan hun personeel getrokken wordt. Hierdoor ontstaat er krapte in het personeelsbestand. 

‘We ontwikkelen een arbeidsmarktcommunicatie om voorbereid te zijn op de pensioenuitstroom: 200 collega’s de komende 10 jaar’

De betreffende gemeenten zien in dat de uitstroom van het personeel in de organisatie veelal te maken heeft met de stijging van de gemiddelde leeftijd van het personeel. De gemeenten die rapporteren over het risico op personeelstekort geven daarnaast geregeld aan op de lange termijn bezig te zijn met het overdragen van kennis naar de jongere collega’s. 

‘Ook de voorziene uitstroom van pensioengerechtigden is op deze manier in beeld, waardoor vroegtijdig kan worden geanticipeerd op de overdracht van kennis van oudere naar jongere collega’s’

Daarnaast is er ook oog voor de, over het algemeen, krapper en grijzer wordende arbeidsmarkt. Gemeenten hebben moeite met het aantrekken van hoger opgeleid personeel, hebben last van een leger wordende ‘vijver’ en hebben moeite om balans te houden in de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand.

‘En daar ligt een grote uitdaging! Want net zoals iedere andere werkgever vist de gemeente Terschelling in een vijver die door de vergrijzing steeds leger wordt. Gekwalificeerd personeel werven en behouden, waarbij huisvesting een heikel punt is, is een flinke opgave’

Conclusie

Hoewel vrij breed onderkend wordt dat gemeenten een mogelijk risico lopen onvoldoende personeel in dienst te zullen hebben in de toekomst om de diverse activiteiten te kunnen ontplooien, rapporteert nog geen een op de vier gemeenten (22,5%) hierover in de daarvoor voordehandliggende onderdelen van de begroting.

Het is daarbij niet alleen opmerkelijk dat ze dit risico niet noemen, daarnaast zijn juist deze onderdelen (de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing alsmede de paragraaf Bedrijfsvoering) erop gericht om over dit soort zaken te rapporteren. Het is ons niet duidelijk waarom dit in de praktijk nauwelijks gebeurt. 

In dit artikel hebben we daarnaast laten zien dat er verbeterpotentieel is inzake het kwantitatiever maken van de risico’s, het aangeven van mogelijke maatregelen die genomen kunnen worden en het meer internaliseren van de risico’s. Wij hopen dat dit artikel een bijdrage kan leveren aan een adequaat HR-beleid bij gemeenten door risico’s inzake personeel meer te onderkennen en daarover met elkaar het gesprek aan te gaan.

Foto: Jack Kruf

Inschrijven voor onze Nieuwsbrief

Op de hoogte blijven voor alles rondom PRIMO & ontwikkelingen op het gebied van Risico Management? Schrijf dan in voor onze Nieuwsbrief.

© All rights reserved.
PRIMO.

Informatie voor leden

Volg ons