De 16e editie van het Global Risks Report van het World Economic Forum is op 19 januari 2021 gepubliceerd. Het analyseert de staat van de huidige publieke waarden, maatschappelijke risico’s, aanhoudende en opkomende risico’s voor de gezondheid, stijgende werkloosheid, groeiende digitale scheidslijnen, ontgoocheling bij jongeren en geopolitieke fragmentatie.
Bedrijven riskeren een wanordelijke shake-out die grote groepen werknemers en bedrijven kan uitsluiten van de markten van de toekomst. De aantasting van het milieu – nog steeds een existentiële bedreiging voor de mensheid – dreigt samen te vallen met maatschappelijke risico’s en ook ernstige gevolgen te hebben. Maar nu de wereld meer op risico’s is afgestemd, kunnen lessen worden getrokken om de respons en veerkracht te versterken. In 2020 werd het risico op een pandemie werkelijkheid. Nu overheden, bedrijven en samenlevingen worstelen met COVID-19, is maatschappelijke samenhang belangrijker dan ooit. Meer dan waard om te lezen! WEF_The_Global_Risks_Report_2021
Internal auditors in crisistijd: ‘We moeten niet te lang in een adviesrol blijven zitten’
Peter Steeman
In tijden van crisis worden bochten afgesneden en noodmaatregelen in een oogwenk geïmplementeerd. Houdt de internal audit stand als laatste dijk, of is het pompen of verzuipen? Een audit directeur van een bank laat weten dat sinds het uitbreken van de coronapandemie in het Three lines of defense-model iedereen een lijntje is opgeschoven. “Omdat iedereen het in de eerste lijn druk heeft is de riskfunctie begonnen met het helpen van de eerste lijn. Ik doe nu het werk van de riskmanager.” Schokkend vindt Tom Reukers, adviseur internal audit, risk en controls bij opleidings- en adviesorganisatie Kriton deze ontboezeming. Lees meer
Focus: ‘De kunst van ontwerp én borging van besturing’.
PRIMO biedt dit kennisinstrument, wetenschappelijk gepubliceerd en als trademark geregistreerd: praktisch, gedegen, snel, non-profit, onafhankelijk en voor haar leden per direct toegankelijk. Eerste inzet van het kennisinstrument is onderdeel van het PRIMO-lidmaatschap. Het kennisinstrument is een gecureerde en gestandaardiseerde vragenlijst met betrekking tot sturing en stuurkracht van uw vraagstuk. Veilig, vertrouwd, privacy gegarandeerd.
In tijden waarin elkaar fysiek treffen even niet of beperkt mogelijk is, in tijden van moeten handelen, in tijden waar kwalitijd en kwaliteit elkaar treffen, is het wel handig dat je als team snel en adequaat in staat bent de stuurkracht met betrekking tot het voorliggende vraagstuk te verkennen. Actor, waarde en object worden verbonden door dialoog en besluitvorming over de sturing.
Om te kunnen navigeren is de basis van succes: permanent met elkaar in verbinding blijven, kennis en inzicht delen (to the max) én op basis daarvan bijsturen.
Uw elementen van sturing
PRIMO heeft op basis van een survey onder publiek managers vijf kernelementen van sturing geïdentificeerd die voor een groot deel de bestuurskracht en het organiserend vermogen bij waardecreatie bepalen. Die kennis is gebundeld, wetenschappelijk gecureerd, onderbouwd en gepubliceerd en nu voorzien van een dashboard. De elementen:
Financiën en Compliance.
Oriëntatie op en kennis van klant of doelgroep, de eigen gerichtheid op levering.
Rentmeesterschap, verbindend leiderschap en cultuur in het team.
Beschikbaarheid van tools, mensen en technieken om te leveren wat wij ons hebben voorgenomen.
Verbinding met omgeving en stakeholders in samenwerking, oriëntatie en vooral werkende contracten.
Uw vragen
Wat denkt ons team nodig te hebben om te kunnen acteren en de opdracht tot een goed einde te brengen?
Wat is de belangrijkste waarde (bv. project, planrealisatie, crisisaanpak, resilience, levering), die wij als team (actor) moeten leveren aan het object (burger, bedrijfsleven, samenleving, doelgroepen)?
Wat wordt gezien als de grootste afwijking van of schade aan die waarde (risico) zoals wij nu werken of georganiseerd zijn?
Wat drijft deze afwijking aan? Waar ligt de oorzaak (bv. gebeurtenissen, cultuur, leiderschapsstijlen, eigen vaardigheden van het team, externe trends of ontwikkelingen)?
Wat is de kennis en het inzicht van elk teamlid over de elementen van sturing?
Wat is het gezamenlijke beeld van het team: waar liggen verschillen, hoe is de spreiding, wat zijn de overeenkomsten?
Wat concluderen wij nu als een team op basis van deze inzichten?
Wat kunnen we met deze kennis direct oppakken om te verbeteren? Nu!
Wat is vanaf morgen nodig om de sturing aan te scherpen?
Het meten van collectieve kennis is key bij hoge dynamiek: uw aanpak
U heeft een vraag hoe uw team het voorliggende vraagstuk het best kan aanpakken.
U mailt ons en ontvangt per direct een link naar FORTE®.
U vraagt uw team (kan op zowel op naam, als anoniem) te scoren (10 minuten invultijd).
Indien score compleet, u ontvangt dezelfde dag een overzicht met scores (hoog, laag, gemiddelde, mate van spreiding en deviatie, markante punten).
U kunt het resultaat direct toepassen voor dialoog en besluitvorming.
PRIMO staat klaar voor U, 24/7
U kunt contact opnemen met Esther van Zijp. Indien u gebruik wil maken van een bredere inzet van FORTE® of u bent nog geen lid van onze vereniging, neem dan ook contact met ons op.
Aalt Klaassen, Dirk-Jaap Klaassen, Oscar Toebosch, Herbert Rijken
Waarom deze titel?
Uit het onderzoek blijkt grosso modo dat de respondenten doorgaans vinden dat er door de rvc voldoende aandacht wordt besteed aan risicomanagement.
Bij de vraag of er voor een aantal met name genoemde calamiteiten/risicogebieden draaiboeken zijn of moeten zijn, is de hoofdconclusie dat deze er voor nagenoeg alle genoemde gebieden beslist moeten zijn. Dat is de wenselijke situatie. De praktijk voor de meeste onderzochte risico’s is dat deze er niet in de gewenste mate zijn of soms zelfs afwezig. Maar tijdens de interviews bleek ook dat menig respondent, zowel commissaris, bestuurder als secretaris of internal auditor geregeld veronderstelde dat er een draaiboek was. Maar niet wisten hoe het stond met de actualiteit ervan. Ergo de vraag is of de aandacht voor risicomanagement niet primair een ‘papieren’ exercitie is.
Op grond van de uitkomsten van het belang van bepaalde risico’s bij de afzonderlijke benchmarks vragen wij ons af of de commissarissen, maar ook de bestuurders en internal auditors, wel voldoende open minded naar risico’s en risicomanagement kijken. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat bedrijfs- en sectorblindheid in combinatie met onvoldoende toekomstgericht kijken en onvoldoende ‘zelf-denken’ (dus niet zomaar de opvattingen van de buurman of de rvb overnemen) sommige risico’s ten onrechte bagatelliseren. Het betreft zowel de kans van voorkomen als ook de (mogelijke) gevolgen van het optreden van een risico.
De duidelijke noodzaak voor het verbeteren van draaiboeken bij calamiteiten/risicogebieden wekt grote twijfel over de actualiteit risicomanagement in Nederland. Dit blijkt uit de elfde editie van het jaarlijkse commissarissen benchmarkonderzoek van Grant Thornton. Lees meer
Legal Risk Management in een veranderend landschap van zakendoen en compliance
David Schreuders
We leven in een tijd van crisis. Of eigenlijk: crises, meervoud dus, want naast de coronacrisis met een mondiale economische recessie tot gevolg, kunnen we onze ogen niet sluiten voor de al langer bestaande klimaatcrisis en recentelijk is daar ook nog een sociale crisis bij gekomen, als gevolg van de tragische dood van George Floyd in de VS. In meer dan 3.900 steden wereldwijd vonden steunbetuigingen plaats aan de Black Lives Matter beweging, soms zelfs gepaard gaand met een heuse ‘beeldenstorm’ en werd de maatschappelijke discussie over discriminatie een hot topic.
Al deze crises hebben consequenties voor de wijze waarop bedrijven tegenwoordig zaken moeten doen en ze hebben geleid tot een veranderend spectrum van risico’s waar ondernemingen tegenaan lopen. Dit artikel bespreekt een aantal recente en belangrijke veranderingen van bedrijfsrisico’s waarop een adequaat Enterprise Risk Management (ERM) en als onderdeel daarvan Legal Risk Management –andere bedrijfsrisico’s zoals operationele, financiële, interne organisatie en omgevingsrisico’s worden niet besproken – zal moeten inspelen. Aan het slot wordt een overzicht gegeven van de wijze waarop dat zou kunnen gebeuren. Lees meer
Onderzoekscommissie AEB: Jaap Winter, Staf Depla en Elbert Dijkgraaf
PRIMO: Het rapport gaat uitgebreid in op de werking en het mechanisme van riscomanagement als integraal onderdeel van besturing en management, zowel bij de gemeente Amsterdam als bij het Afval Energie Bedrijf. Het is een lezenswaardig rapport voor elke publieke leider. Er zijn lessen te trekken op het managen van de stad voor burger en samenleving. Het gaat over het kloppend hart van de resilience van de stad. Het gaat daarbij over de interne kwetsbaarheden van organisaties en haar mensen. Eén ding is duidelijk: publiek risicomanagement moet op de kaart, in dit geval als een vorm van business continuity management en resilience management. Het begrip en het vak risicomanagement lijken een nieuwe fase in te gaan. Een lezenswaardig rapport.
De oorzaken en leerpunten van het stilleggen van vier verbrandingslijnen door AEB in de zomer van 2019.
Quote Aanleiding
Op 24 juni 2019 informeerde de directie van het Afval Energie Bedrijf (hierna AEB) gemeente Amsterdam dat AEB ‘onvoldoende in control is om de productie op volle toeren door te laten draaien.’ AEB geeft aan dat het enkele mitigerende maatregelen genomen heeft en verdere maatregelen middels scenario’s inventariseert, met als meest zwarte scenario een tijdelijke stillegging van afvalverwerking en warmtelevering.1 Op de website van AEB schrijft het bedrijf op 5 juli 2019: “AEB heeft mede naar aanleiding van het verscherpt toezicht een verbetertraject opgestart om de veiligheid van de installaties en systemen te optimaliseren. De snelheid waarmee de verbeteringen worden doorgevoerd, is tot nu toe onvoldoende. Om de veiligheid te borgen hebben medewerkers samen met het management geconstateerd dat het noodzakelijk is om de verbrandingslijnen gedeeltelijk uit bedrijf te nemen. AEB is daarmee gestart. AEB heeft tot deze drastisch andere aanpak besloten om de veiligheid van haar medewerkers te kunnen blijven borgen en de installaties versneld op het niveau te brengen dat nodig is voor een betrouwbare en voorspelbare productie van afvalverwerking en energielevering.”
Vanwege het sluiten van de verbrandingslijnen door de directie van AEB heeft het college van burgemeester en wethouders (college van b&w) van Amsterdam op 9 juli 2019 ingestemd met het opstellen van een onderzoeksopdracht naar de ontstane veiligheids- en financiële situatie van AEB. Op 12 en 18 september 2019 is de gemeenteraad in de gelegenheid gesteld tot het uiten van wensen en bedenkingen.
Quote Opdracht en doel
Het college van b&w heeft op 15 oktober 2019 een externe commissie -bestaande uit de heren Jaap Winter (voorzitter), Elbert Dijkgraaf en Staf Depla- ingesteld om het onderzoek naar de ontstane veiligheids- en financiële situatie van AEB uit te voeren2. Op 30 oktober 2019 is de externe onderzoekscommissie (hierna commissie) gestart met het onderzoek. De commissie is hierbij ondersteund door Lysias Advies.
Het doel van het onderzoek is achterhalen wat de oorzaken zijn van de operationele en financiële problemen bij AEB, die uiteindelijk hebben geleid tot het stilleggen van vier van de zes verbrandingslijnen, en tot de financiële noodsteun van de gemeente. Het onderzoek wil daarnaast – vanuit de verschillende rollen van de gemeente (aandeelhouder, klant, beleidsmaker en financier3)- inzicht geven in de invloed van gemeente Amsterdam op (het functioneren van) AEB, en in hoeverre de invulling van deze rollen heeft meegespeeld in de ontstane situatie. Tenslotte moet het onderzoek duidelijkheid geven hoe bij het besluit tot het stilleggen van de verbrandingsovens rekening is gehouden met de (mogelijke) maatschappelijke impact.
De insteek van het onderzoek is gericht op ‘leren’ van het verleden en niet op het aanwijzen van schuldigen, omdat dit juist het leren vaak in de weg staat. De commissie heeft zich ten doel gesteld de patronen die ten grondslag liggen aan de problemen van AEB inzichtelijk te maken. Dat vormt de basis voor de conclusies en aanbevelingen voor de toekomst.
Quotes Conclusies
AEB had geen systeem van integraal risicobeheer dat toereikend was om de samenhang van operationele, commerciële en financiële risico’s van AEB te beheersen en nam – bij het ontbreken daarvan- onvoldoende maatregelen om risico’s te mitigeren. De gemeente heeft als aandeelhouder niet effectief aangedrongen op het ontwikkelen van een dergelijke integrale risicobeheersing en het mitigeren van risico’s.
In het najaar van 2018 hadden directie en rvc van AEB, ondanks het ontbreken van een adequaat risicobeheersysteem, voldoende aanwijzingen over de operationele en daarmee samenhangende financiële problemen om steviger in te grijpen dan men heeft gedaan. Dan was het mogelijk geweest om op een beheerste manier de problemen het hoofd te bieden.
Gemeente Amsterdam heeft onvoldoende doorzien dat AEB in 2019 niet anders kon dan een beroep doen op steun van de gemeente door omstandigheden die de gemeente mee heeft veroorzaakt. De afhoudende opstelling van de gemeente toen AEB in het voorjaar van 2019 steun vroeg, is ongerijmd in het licht van die voorliggende omstandigheden.
Het ontbreken van een constructieve dialoog tussen gemeente Amsterdam en AEB draagt bij aan het voortduren en verergeren van de problemen bij AEB. Dit bemoeilijkt het vinden van een oplossing in voorjaar 2019 en heeft als gevolg dat partijen in eerste instantie tegenover elkaar staan, als de crisis zich voordoet.
Risico op personeelstekort gemeenten onvoldoende onderkend in begroting
Daphne Postma, Luuk van de Ven, Tjerk Budding en Erwin Ormel
Al geruime tijd wordt onderkend dat gemeenten in de nabije toekomst wellicht te maken zullen krijgen met een lastig bedrijfsvoeringsvraagstuk, namelijk een tekort aan personeel. Veel gemeenteambtenaren gaan komende jaren met pensioen. Vanwege de krappe arbeidsmarkt zal het lastig zijn om voldoende nieuwe medewerkers aan te trekken. De vraag is echter in hoeverre gemeenten zelf over dit risico rapporteren in hun verantwoordingsstukken?
Dat gemeenten risico lopen onvoldoende personeel in dienst te hebben, blijkt onder meer uit cijfers die het A&O fonds rapporteert in haar jaarlijkse personeelsmonitor. In de meest recente versie daarvan (uit mei 2020) geven zij aan dat meer dan een derde (34%) van de medewerkers bij gemeenten 55 jaar of ouder is. Dit is meer dan het landelijke gemiddelde (21%). Illustratief zijn ook de cijfers die de Kennisbank Openbaar Bestuur publiceert. Hieruit (zie figuur 1) komt naar voren dat de modus, dat wil zeggen de leeftijd die het vaakste voorkomt, is verschoven van 49 jaar in 2010 naar 57 jaar in 2018. Ook is te zien dat steeds meer medewerkers in de 60+ categorie vallen.
Dat gemeenten mogelijk te maken krijgen met een personeelsprobleem blijkt ook uit het uitstroomcijfer: deze is gestegen van 6,2% uitstroom in 2015 naar 8,2% in 2019. Dat heeft voor een belangrijk deel met pensionering te maken, maar ook zien we dat veel medewerkers gemeenten vroegtijdig verlaten.
In de achterliggende periode is de groep medewerkers in de leeftijd van 35-55 jaar het sterkst teruggelopen. Dat is de groep ambtenaren met veel kennis en ervaring. Bedroeg het percentage vrijwillig ontslag (bijvoorbeeld vanwege betere arbeidsvoorwaarden elders) nog 30% in 2015, deze was 49% in 2019. Kortom, gemeenten weten lang niet al het personeel te behouden. Dat betekent dat gemeenten voor een grote uitdaging staan om deze vakkennis de komende jaren vast te houden.
Figuur 1. Ontwikkeling personeelsbestand gemeenten
Rapporteren
Nu blijkt dat gemeenten mogelijk te maken krijgen met een aanzienlijk risico op het optreden van een personeelstekort door personeelsuitstroom, zou er verwacht mogen worden dat ze hierover rapporteren in hun verantwoordingsdocumenten, dat wil zeggen in de begroting en de jaarrekening. Voorshands zijn er naar onze mening twee voordehandliggende plekken daarvoor: de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing alsmede de paragraaf Bedrijfsvoering. In eerstgenoemde paragraaf dienen gemeenten (onder meer) een inventarisatie te verschaffen van de belangrijkste risico’s die zij lopen en het beleid hieromtrent, de laatstgenoemde paragraaf geeft inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.
Wij hebben onderzocht in welke mate gemeenten rapporteren over het risico op personeelstekort als gevolg van de uitstroom van personeel. Voor ons onderzoek hebben wij de gemeenten ingedeeld in vier grootteklassen: gemeenten met minder dan 20.000 inwoners, 20.000 tot 50.000 inwoners, 50.000 tot 100.000 inwoners, en meer dan 100.000 inwoners. Binnen iedere grootteklasse zijn willekeurig 20 gemeenten geselecteerd en is de meest recente begroting (over 2020) geanalyseerd.
Mate van rapporteren
Uit de analyse blijkt dat slechts 18 van de 80 gemeenten (22,5%) het risico op personeelstekort door uitstroom noemen in de begroting voor 2020 (zie figuur 2). Twaalf daarvan rapporteren over dit risico in de paragraaf Bedrijfsvoering, vijf doen dit in de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing. Eén gemeente heeft het risico in beide paragrafen benoemd.
Figuur 2. Rapporteren risico personeelstekort
Als we vervolgens kijken naar verschillen tussen gemeenten, dan zien we dat grotere gemeenten aanzienlijk vaker over mogelijke personeelstekorten rapporteren dan kleine gemeenten (zie figuur 3). Zo benoemt 30% van de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners dit risico, terwijl dit percentage op 10% ligt bij de groep kleinste gemeenten (minder dan 20.000 inwoners).
Figuur 3. Samenhang grootte en mate van rapporteren
Wijze van rapporteren
Nadat we hebben geanalyseerd of gemeenten überhaupt rapporteren over mogelijke personeelstekorten, hebben we gekeken hoe de gemeenten die dat wel doen daarover verslag doen. We hebben in onze analyse daarbij specifiek gekeken naar drie elementen:
Maken ze het risico ook kwantitatief, dat wil zeggen worden er ondersteunende cijfers gehanteerd (zoals het aantal medewerkers dat de komende 10 jaar met pensioen gaat)?
Worden er maatregelen genoemd, dat wil zeggen wordt er aangegeven hoe de uitstroom opgevangen wordt?
Wordt het risico geïnternaliseerd, dat wil zeggen wordt de (mogelijke) rol van de gemeente aangegeven?
Uit figuur 4 blijkt dat de ruime meerderheid van de gemeenten het risico niet kwantitatief maakt in hun begroting. Het benoemen van maatregelen om de uitstroom te ondervangen, wordt door 11 van de 18 gemeenten (61%) gedaan. Daarnaast heeft 78% (14 gemeenten) het probleem geïnternaliseerd.
Figuur 4. Wijze van rapporteren
Woorden en duidingen
Als laatste onderdeel van onze analyse hebben we gekeken welke woorden en duidingen door de gemeenten gebruikt worden. Hierbij valt op dat ze daarvoor veelal woorden als ‘vergrijzing’, ‘natuurlijk verloop’ en ‘pensioenuitstroom’ gebruiken. Daarnaast wordt geregeld aangegeven dat het lastig is om personeel te behouden, omdat er ook van buitenaf steeds harder aan hun personeel getrokken wordt. Hierdoor ontstaat er krapte in het personeelsbestand.
‘We ontwikkelen een arbeidsmarktcommunicatie om voorbereid te zijn op de pensioenuitstroom: 200 collega’s de komende 10 jaar’
De betreffende gemeenten zien in dat de uitstroom van het personeel in de organisatie veelal te maken heeft met de stijging van de gemiddelde leeftijd van het personeel. De gemeenten die rapporteren over het risico op personeelstekort geven daarnaast geregeld aan op de lange termijn bezig te zijn met het overdragen van kennis naar de jongere collega’s.
‘Ook de voorziene uitstroom van pensioengerechtigden is op deze manier in beeld, waardoor vroegtijdig kan worden geanticipeerd op de overdracht van kennis van oudere naar jongere collega’s’
Daarnaast is er ook oog voor de, over het algemeen, krapper en grijzer wordende arbeidsmarkt. Gemeenten hebben moeite met het aantrekken van hoger opgeleid personeel, hebben last van een leger wordende ‘vijver’ en hebben moeite om balans te houden in de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand.
‘En daar ligt een grote uitdaging! Want net zoals iedere andere werkgever vist de gemeente Terschelling in een vijver die door de vergrijzing steeds leger wordt.Gekwalificeerd personeel werven en behouden, waarbij huisvesting een heikel punt is, is een flinke opgave’
Conclusie
Hoewel vrij breed onderkend wordt dat gemeenten een mogelijk risico lopen onvoldoende personeel in dienst te zullen hebben in de toekomst om de diverse activiteiten te kunnen ontplooien, rapporteert nog geen een op de vier gemeenten (22,5%) hierover in de daarvoor voordehandliggende onderdelen van de begroting.
Het is daarbij niet alleen opmerkelijk dat ze dit risico niet noemen, daarnaast zijn juist deze onderdelen (de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing alsmede de paragraaf Bedrijfsvoering) erop gericht om over dit soort zaken te rapporteren. Het is ons niet duidelijk waarom dit in de praktijk nauwelijks gebeurt.
In dit artikel hebben we daarnaast laten zien dat er verbeterpotentieel is inzake het kwantitatiever maken van de risico’s, het aangeven van mogelijke maatregelen die genomen kunnen worden en het meer internaliseren van de risico’s. Wij hopen dat dit artikel een bijdrage kan leveren aan een adequaat HR-beleid bij gemeenten door risico’s inzake personeel meer te onderkennen en daarover met elkaar het gesprek aan te gaan.
Is risicomanagement een overbodige discipline of van toegevoegde waarde?
Marcel Pheijffer
Voor accountants zijn zaken als ‘in control zijn’, ‘integraal risicobeheer’ en ‘risicomanagement’ gefundenes Fressen, zo schreef ik in mijn bijdrage ‘Heeft de accountant van vuilverbrander AEB soms zelf ook een vuiltje weg te werken?’. Hoogleraar organisatieleer Hans Strikwerda reageerde op accountant.nl en hij neemt juist afstand van het idee dat accountants op deze gebieden deskundig zijn. Lees meer
“Ik houd geen pleidooi voor het afschaffen van risicomanagement, compliance en/of accountancy. Het zijn, mits goed uitgevoerd, nuttige disciplines. Punt is echter dat er in de praktijk te vaak niet goed genoeg gebruik van wordt gemaakt en dat de uitvoering ondermaats is. Omdat bestuurders niet zitten te wachten op de risico’s die zij krijgen voorgeschoteld. Omdat zij compliance-gebreken niet ernstig genoeg vinden om te repareren. Of omdat het niet altijd goed uitkomt als de accountant echt kritisch is.”
De auteur neemt deze zomer de weerstandsparagraaf (WP) onder de loep. In deel I is de eerste onderzoeksvraag beantwoord: wie schrijft de weerstands-paragraaf? Nu in deel II de tweede en derde onderzoeksvraag.
2. Welke aandacht wordt geschonken aan de mission Identification, dus aan de uitgangspunten van beleid, aan de gestelde normen.
Binnenlandse Zaken heeft voorgeschreven dat de gemeente in de WP aandacht moet schenken aan beleid. Hier zou onderscheid gemaakt kunnen worden tussen het beleid op hoofdlijnen, beleid voor de (middel)lange termijn, o.a. terzake van aan te houden normen, en anderzijds het beleid gericht op de concrete risico’s.
Wat dat ‘hogere’ beleid betreft is relevant wat Williams e.a. (1995) schrijven: de mission identification is de schakel tussen de doelen van de organisatie enerzijds en het beleid van het risk management (RM) anderzijds. Tegenwoordig wordt vaak verwezen naar RM als een instrument om de organisatiedoelen beter te bereiken, een goed RM kan kosten besparen, kan lange wachttijden voorkomen, kan leiden tot snellere realisatie van beleid, kan betere doelbereiking bevorderen. De grondslagen voor het gemeentelijk RM worden vastgelegd in een Nota Weerstandsvermogen, waarnaar verwezen wordt, of zou moeten worden, in de WP. Een probleem is dat de Nota vaak al enkele jaren oud is, niet jaarlijks wordt herijkt, wat natuurlijk vooral in een jonge beleidstak zich wreekt; risk management is nog volop in ontwikkeling, zou men denken.
Dat wat betreft het beleid gericht op de doelen, de middellange termijn. Daarnaast gaat het om beleid gericht op de specifieke risico’s in de voorliggende WP. Dan gaat het om per risico aan te geven op welke manier het risico wordt beheerst: verbieden, beperken, overdragen, accepteren (en op welke manier).
Wat is de empirische bevinding wat betreft beleidsuitspraken in de WP?
Er wordt weinig aandacht aan geschonken aan beleid in algemene zin.
In de onderzochte gemeenten wordt weinig aandacht geschonken aan die relatie. Interessant is wat Coevorden schrijft als doel:
‘Onze doelstelling is:
het realiseren van een gezonde financiële positie;
het voorkomen van ingrijpende beleidswijzigingen die noodzakelijk worden bij het zich voordoen van niet afgedekte risico’s. Dit wordt gerealiseerd door middel van beheersing van de risico’s en een positief weerstandsvermogen.’
Woensdrecht begint met een kopje: ‘Voorzichtig financieel beleid vormt het fundament voor de weerstandscapaciteit.’
Er wordt verwezen naar de norm voor de ratio Weerstandsvermogen van 1.4. Er wordt in de weerstandsparagraaf weinig aandacht geschonken aan beleid in algemene zin.
Kwalitatieve beoordeling risicomanagement
Valkenswaard wil zoeken naar evenwicht tussen financiële soliditeit enerzijds en het streven om niet onnodig geld ‘op de plank te laten liggen’ anderzijds. Een dergelijk geluid wordt vaker gehoord. Hier ook het misverstand over het beschikbaar zijn van de bronnen genoemd in de weerstandscapaciteit.
Interessanter is wat volgt: ‘Een belangrijk criterium hierbij is de kwalitatieve beoordeling van het risicomanagement. Als deze hoger uitvalt, kunnen we volstaan met een lagere weerstandscapaciteit en dus met een lager verhoudingsgetal.’
In de WP van Hardenberg wordt een opmerking gemaakt die hopelijk gevolgd wordt in alle gemeenten: ‘Voorzienbare tekorten op reguliere budgetten behoren niet tot de risico’s (…). Het heeft vanuit bedrijfseconomisch oogpunt de voorkeur dit op te lossen binnen de exploitatie.’
Losser maakt een soortgelijke opmerking: ‘Normale bedrijfsvoeringsrisico’s worden niet bij de risico’s opgenomen.’ Net zo: Vaals acht alleen die risico’s relevant voor de bepaling van de ratio die groter zijn dan €5.000. Als de tegenvaller van een risico lager wordt geschat dan dat bedrag, is het risico object van reguliere bedrijfsvoering. Deze risico’s dienen in principe binnen de productenramingen te worden opgevangen.’ Dit is overigens conform het voorschrift van BBV.